Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
07 december 2022 10 minuten leestijd

De massamoord in Rawagede en extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog

Op 9 december 1947 overvielen Nederlandse militairen de West-Javaanse kampong Rawagede, het huidige Balongsari. Een groot deel van de mannelijke bevolking van Rawagede is daarbij zonder vorm van proces om het leven gebracht. In Nederland was er tot in de jaren ’90 nauwelijks aandacht voor de massamoord. Waar zulke gewelddadigheden door de Nederlandse overheid decennialang werden afgedaan als ‘excessen’, weten we tegenwoordig dat ze passen binnen een patroon van veelvuldig en structureel extreem geweld van de Nederlandse krijgsmacht tijdens de onafhankelijkheidsoorlog.

Annemarie van Dijk | Netwerk Oorlogsbronnen
Deel dit artikel
Mariniers rennen langs een brandende kampong, omgeving Surabaya, Oost-Java, 22 juni 1946. Mariniersfotograaf Hugo Wilmar/NIMH.
Mariniers rennen langs een brandende kampong, omgeving Surabaya, Oost-Java, 22 juni 1946. Mariniersfotograaf Hugo Wilmar/NIMH.
Mariniers rennen langs een brandende kampong, omgeving Surabaya, Oost-Java, 22 juni 1946. Mariniersfotograaf Hugo Wilmar/NIMH.

Aanloop

Op 17 augustus 1945 werd de Indonesische onafhankelijkheid uitgeroepen door Sukarno en Mohammad Hatta. Deze onafhankelijkheidsverklaring volgde op de aankondiging van de Japanse capitulatie, die het einde betekende van de Tweede Wereldoorlog en de Japanse bezetting van Indonesië. Die Japanse bezetting had feitelijk al een einde gemaakt aan de Nederlandse overheersing, maar de Nederlandse regering legde zich hier niet bij neer en streefde naar een herstel van het koloniale gezag. De Nederlandse regering weigerde dan ook de Indonesische onafhankelijkheid te erkennen. Belangrijke redenen hiervoor waren onder meer economische belangen en de de koloniale overtuigingen om de Indonesische bevolking ‘op te moeten voeden’ met het oog op een toekomstige onafhankelijkheid en ‘rust en orde’ op militaire wijze te herstellen. Dit leidde tot een verbeten koloniale oorlog die duurde van 1945 tot 1949 en van Nederlandse kant voor het grootste deel geleid werd door generaal Simon Spoor. Onderdeel van de oorlog waren twee grootschalige offensieve acties in juli 1947 en december 1949, die in Nederland bekend staan als de ‘Politionele Acties' en in Indonesië als de Eerste en Tweede Nederlandse Militaire Agressie. De toenmalige Nederlandse regering probeerde met de term ‘Politionele Acties’ destijds voor de internationale gemeenschap te verhullen dat zij door middel van omvangrijke militaire operaties de Republiek Indonesië van de kaart wilde vegen. Gezien de structurele inmenging van het Nederlandse leger en het daarbij gepleegde extreme geweld wordt de term ‘politionele actie’ nu ook door Nederlandse historici gezien als misleidend en eufemistisch. Tegenwoordig wordt daarom de voorkeur gegeven aan de term ‘Nederlands-Indonesische koloniale oorlog’.

 

Thema

Soekarno verklaart de Indonesische onafhankelijkheid op 17 augustus 1945. Mohammed Hatta staat rechts. Collectie: NIOD.
Soekarno verklaart de Indonesische onafhankelijkheid op 17 augustus 1945. Mohammed Hatta staat rechts. Collectie: NIOD.
Soekarno verklaart de Indonesische onafhankelijkheid op 17 augustus 1945. Mohammed Hatta staat rechts. Collectie: NIOD.

Rawagede

In de vroege ochtend van 9 december 1947 vielen Nederlandse militairen onder leiding van oud-verzetsman en majoor Fons Wijnen de West-Javaanse kampong Rawagede, het huidige Balongsari, in de regio Krawang aan. De Nederlandse krijgsmacht kon tot dan toe moeilijk grip krijgen op Krawang. Rawagede werd gezien als een centrum van Indonesisch verzet en de Nederlandse militairen waren op zoek naar een plaatselijke opstandelingenleider, Lukas Kustario. Hij werd niet gevonden. Toch werd tijdens een ‘zuiveringsactie’ bijna de gehele mannelijke bevolking van de kampong zonder enige vorm van proces standrechtelijk geëxecuteerd. Volgens de Nederlandse militaire rapporten werden 150 mannen gedood. Verschillende Indonesische bronnen spreken echter van een dodental van 312 tot 433 mannen.

Thema

"We moesten twee rijen maken, elke rij met zeven mannen. Vervolgens werden we van achteren neergeschoten, van een afstand van ongeveer twee meter. Mijn vader, bapak Locan, stond bij mij in de rij. Toen de soldaten schoten, fungeerde de man achter mij als schild. De kogel ging dwars door hem heen en schampte alleen mijn rug. De arme man stierf direct en viel bovenop mij. Ik voelde zijn warme bloed over mijn gezicht lopen. Voordat de soldaten weg gingen, schoten ze nog eens op ieder apart, om er zeker van te zijn dat we dood waren. Daarbij hebben ze mij door mijn hand geschoten. Ik was de enige van de veertien mannen die het er levend vanaf bracht. Mijn vader was ook dood."
Overlevende Bapak Saih in 'De Weduwen van Rawagede: getuigen van de dekolonisatieoorlog' van Suzanne Liem.
"Hij was van achteren doodgeschoten. Samen met vier vriendinnen droeg ik zijn lichaam op een bamboe bankje, dat als stretcher diende, naar huis. Ik waste hem, wikkelde hem in doeken en begroef hem zelf."
Ooggetuige Ibu Wanti binti Taswi in 'De Weduwen van Rawagede: getuigen van de dekolonisatieoorlog' van Suzanne Liem. Ze werd weduwe door het bloedbad van Rawagede.
"Ja, zo was het', denk ik op dat moment. ,,Dat waren wij en dat waren de slachtoffers van ons geweld. Gewone lieve dorpsmensen."
Veteraan Jan Glissenaar, in een Volkskrant-artikel van 23 december 1999 over een bezoek aan het monument in Rawagede.Glissenaar was niet betrokken bij het bloedbad van Rawagede, maar wel bij vergelijkbare uitingen van geweld.

Reactie uit Nederland

In Nederland was er nauwelijks aandacht voor het bloedbad. De overheid en het leger presenteerden de gebeurtenissen in Rawagede als een noodzakelijke ‘zuiveringsactie’: Rawagede zou een verzetsbolwerk zijn en de gedode mannen waren gevaarlijke terroristen. Deze visie werd ook gepresenteerd in Nederlandse kranten, zoals de Volkskrant van 23 december 1947 (zie onderstaande afbeelding).

Uit een VN-onderzoek dat in januari 1948 plaatsvond, bleek echter dat er onder de aanvallers geen doden of gewonden gevallen waren en dat er ook geen vuurwapens in het dorp werden aangetroffen. Het VN-rapport kreeg echter geen wezenlijke aandacht en Rawagede verdween uit de Nederlandse herinnering.

Generaal Spoor had doorgaans de neiging om het gebruik van extreem geweld door de Nederlandse strijdkrachten te verdoezelen en de verantwoordelijke officieren een hand boven het hoofd te houden, zoals hij ook deed met kapitein Raymond Westerling. Dat Wijnen een verzetsman was, die in de Tweede Wereldoorlog het leven van Joden en geallieerde piloten had gered, en later als Engelandvaarder naar geallieerd gebied was gegaan om vervolgens als lid van de Prinses Irene Brigade Nederland bij te dragen aan de bevrijding van Nederland, zal wellicht hebben meegespeeld in de afweging om Rawagede in de doofpot te stoppen.

Thema

"Nederlanders braken terreur van van republikeinse benden". Een Volkskrant-artikel van 23 december 1947 over het bloedbad in Rawagede.
"Nederlanders braken terreur van van republikeinse benden". Een Volkskrant-artikel van 23 december 1947 over het bloedbad in Rawagede.
"Nederlanders braken terreur van van republikeinse benden". Een Volkskrant-artikel van 23 december 1947 over het bloedbad in Rawagede. Bron: Delpher.

Excessennota

Op 27 december 1949 erkende Nederland eindelijk de Indonesische onafhankelijkheid, waarmee er een einde kwam aan de oorlog. Nederland hield lang vast aan het narratief dat de politionele acties noodzakelijk waren geweest om rust en orde te brengen. In 1969 liep het gevestigde beeld flinke barsten op. In dat jaar vertelde Indië-veteraar Joop Hueting in een televisie-uitzending van het VARA programma ‘Achter het nieuws’ over gruwelen die hij had meegemaakt in Nederlands-Indië en waar hij zelf ook aan had meegedaan. Hueting beschreef onder andere het vermoorden van krijgsgevangen, het op afschuwelijke wijze martelen van gevangenen tijdens verhoren en het neerschieten van willekeurige voorbijgangers. Daarbij gaf hij ook aan dat het niet ging om incidenten, maar om standaardpraktijk.

De tv-uitzending baarde veel opzien in Nederland en dwong de regering tot een reactie. Die volgde drie maanden later in de vorm van de Excessennota. Dit haastig uitgevoerde onderzoek bevestigde volgens de regering dat ‘de krijgsmacht als geheel zich correct heeft gedragen’ en dat er geen sprake was van systematische wreedheid. Wel hadden zich tijdens de oorlog in de jaren 1945-1949  ‘excessen’ voorgedaan. Over Rawagede werd in de nota maar in een paar regels gesproken. Het in 1969 geformuleerde regeringsstandpunt werd vervolgens decennialang niet herzien.

Thema

"We kregen krijgsgevangenen, en die krijgsgevangenen werden meerdere malen neergeschoten, wanneer dan de kreet was: ga jij maar pissen. Waarop de mensen zich omdraaiden en in de rug neergeschoten werden. […] Dat waren geen incidentele gevallen, dat was de normale gang van zaken."
Joop HuetingIndië-veteraan
Interview met Joop Hueting, Achter het Nieuws, VARA 17 januari 1969. Bron: GeschiedenisVandaag.

Aandacht voor Rawagede

In 1995 zond RTL 4 de documentaire De excessen van Rawagedeh van Alfred Edelstein en Karin van Coeverden uit. In de documentaire kwamen ooggetuigen van de massamoord aan het woord, onder wie een man die vertelde hoe hij gemarteld werd door de Nederlandse soldaten.

"De Nederlanders vroegen naar meneer Lukas. Ze vroegen voortdurend naar zijn leeftijd. Ik kreeg een touw om mijn middel en ook om mijn nek. Daarna werd ik aan een auto gebonden en meegesleurd. Zo is het gegaan."

- Ooggetuige Rawagede

Pas na de uitzending van de documentaire kwam er Nederlandse aandacht voor het bloedbad in Rawagede. Het Openbaar Ministerie onderzocht de zaak, maar ging niet over tot vervolging van Wijnen en consorten.

Op initiatief van de Stichting Nederlandse Ereschulden (Komite Utang Kehormatan Belanda) klaagden zeven weduwen van slachtoffers van Rawagede in 2009 met advocaat Liesbeth Zegveld de Nederlandse staat aan. Zij werden in september 2011 in het gelijk gesteld door de Rechtbank in Den Haag. Die oordeelde dat de Nederlandse staat verantwoordelijk was voor de massaexecutie uitgevoerd door Nederlandse militairen en de nabestaanden een schadevergoeding moest betalen. Ook volgden er excuses van de regering en in 2020 van de koning voor de ‘geweldsontsporingen’.

Onafhankelijk onderzoek

Hoewel de rechtszaak zich alleen op Rawagede richtte, leverde de zaak hernieuwde aandacht op voor het Nederlandse optreden in Indonesië. Er verschenen verschillende publicaties, zoals onder andere Rémy Limpach’s De brandende Kampongs van Generaal Spoor (Amsterdam 2016), die stelden dat er tijdens de dekolonisatieoorlog sprake was van structureel buitensporig geweld, en dus niet slechts van excessen. In 2016 besloot de overheid een onafhankelijk onderzoek te financieren naar het gebruik van extreem geweld tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Dat onderzoek werd tussen 2017 en 2022 uitgevoerd door NIOD, KITLV en NIMH.

Begin 2022 werden de conclusies van Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 gepresenteerd. De onderzoekers concludeerden dat het standpunt van de Excessennota uit 1969 onhoudbaar was. Hoewel precieze cijfers van misdrijven en aantallen slachtoffers niet te geven zijn, blijkt uit de bronnen dat extreem geweld van de kant van de Nederlandse krijgsmacht niet alleen wijdverbreid was, maar vaak ook bewust werd ingezet. Dit werd op alle niveaus – politiek, militair en justitieel – getolereerd. De reden daarvoor was dat Nederland de Republiek Indonesië – die op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid had uitgeroepen – koste wat het kost wilde verslaan en bereid was vrijwel alles aan dit doel ondergeschikt te maken. Daarbij werden nadrukkelijk ook toen geldende ethische grenzen overschreden. Zo maakte de Nederlandse krijgsmacht zich schuldig aan buitenrechtelijke executies, mishandeling en marteling, detentie onder inhumane omstandigheden, brandstichting van huizen en dorpen, diefstal en vernieling van goederen en levensmiddelen, disproportionele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, en veelal willekeurige massa-arrestaties en -interneringen.

Boekomslag van 'Over de grens: Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949'.

Gevolgen van het onderzoek

In reactie op de presentatie van de onderzoeksresultaten bood minister-president Rutte aan de bevolking van Indonesië ‘diepe excuses’ aan:

"Voor het stelselmatige en wijdverbreide extreme geweld van Nederlandse zijde in die jaren en het consequent wegkijken door vorige kabinetten maak ik vandaag diepe excuses aan de bevolking van Indonesië.”
 

Volgens de minister-president lag de verantwoordelijkheid voor “deze zwarte bladzijde” niet bij de individuele militairen, maar bij de instanties die het institutionele geweld mogelijk maakten: de Nederlandse regering, het parlement, de krijgsmacht en de juridische macht.

De excuses van minister-president Rutte gingen verder dan die van de koning in 2020. Op staatsbezoek in Jakarta sprak de koning over ‘geweldsontsporingen’, in lijn met de excessennota. In 2022 erkende Rutte dat die lijn, die opeenvolgende Nederlandse kabinetten sinds 1969 aanhielden, niet meer houdbaar is.

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
WO2NETMinisterie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards