Premiejagers en collaborateurs: de Colonne Henneicke
Nederlandse Jodenjagers werken vanaf het voorjaar van 1943 mee aan het opsporen en oppakken van hun Joodse medeburgers. De opgepakte Joden worden daarna gedeporteerd naar de vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor, de meesten zijn daar vermoord. Een van de meest beruchte Jodenjagers is de Colonne Henneicke, een groep van ruim vijftig Nederlanders onder leiding van Wim Henneicke die tegen betaling jacht maakt op Joodse onderduikers. Deze groep draagt binnen een half jaar tijd bij aan de deportatie van acht- tot negenduizend Joodse mensen.
Collaboratie
In 2025 wordt het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) openbaar. Dit archief is een van de belangrijkste en meest geraadpleegde archieven over de Tweede Wereldoorlog. Het CABR bevat dossiers van ruim 400.000 mensen die verdacht werden van collaboratie. Niet iedereen van hen is voor een rechter verschenen of veroordeeld.
In aanloop naar de aanstaande openbaarmaking van het CABR besteedt Oorlogsbronnen met een artikelenreeks aandacht aan het onderwerp collaboratie.
De CABR dossiers zijn nu nog beperkt openbaar, slechts raadpleegbaar in de studiezaal van het Nationaal Archief na verkregen toestemming. Vanaf 2025 zal het CABR niet alleen openbaar worden, maar ook stapsgewijs gedigitaliseerd en daarmee online toegankelijk worden.
Dat zorgt ervoor dat informatie in dit artikel mogelijk aangevuld en gecorrigeerd zal worden in de toekomst. De digitale toegang van het CABR zal hiermee een verrijking worden op wat we nu al weten uit de bestaande literatuur op basis van handmatig onderzoek in het CABR.
Profijt
Collaborateurs werken mee aan de jacht op Joodse mensen, verraden onderduikers en verzetsgroepen, worden lid van de NSB of sluiten zich vrijwillig aan bij de Duitse krijgsmacht. De motivaties om de bezetter te ondersteunen zijn divers. Sommige collaborateurs voelen zich verwant aan het gedachtegoed van het nationaalsocialisme. Anderen verlenen hulp aan de bezetter om er persoonlijk profijt uit te halen. Het opgeven van informatie aan de Duitsers wordt namelijk vaak financieel vergoed. Er worden bijvoorbeeld daders van verzetsacties met behulp van een beloning tussen de 500 en 1000 gulden gezocht. Daarnaast wordt gedreigd dat indien de schuldige(n) niet worden gevonden, onschuldige Nederlanders of zelfs de hele maatschappij door strafmaatregelen zullen worden bestraft. Er wordt dus een dubbele stimulans - beloning en straf - geboden om medeburgers te verraden.
Jodenjagers is de benaming voor de mensen (veelal werkzaam bij de Nederlandse politie) die ondergedoken Joden opspoorden. Vanaf het voorjaar van 1943 betaalde de Duitse bezetter een premie voor elke aangegeven jood. Aanvankelijk bedroeg dit 'kopgeld' 2,50 gulden maar dat werd met stappen verhoogd tot veertig gulden.
Meer over JodenjagersVerzet
Het is een gunstige gelegenheid voor om aan veel geld te komen en creëert een sfeer van wantrouwen in de maatschappij. Tevens zit er kopgeld op vele verzetsdeelnemers. Bijvoorbeeld 1000 gulden voor iedereen die informatie verstrekt die leidt tot de arrestatie van Karel Meijer, een lid van de communistische verzetsgroep Nederlandse Volksmilitie (NVM). Hij wordt inderdaad verraden en op 14 juli 1943 op de Leusderheide gefusilleerd. Voor het opsporen van de dader van een dodelijke schietpartij op een lid van de Duitse Schutzgruppe, Theo Janssen, zijn zelfs 20000 gulden beloofd.
De Nederlandse Volks Militie was een verzetsgroep die voor een groot deel uit communisten bestond en actief was tot oktober 1942, toen de groep door de bezetter werd opgerold. De NVM was vooral actief in Rotterdam en legde zich toe op sabotage en publiceerde het illegale blad De Patriot (nr. 674 in L. Winkel, De Ondergrondse pers). De leider was Samuel Dormits.
Meer over Nederlandse Volks MilitiePremie op Joden
Om Joden op te sporen wordt er in het voorjaar van 1943 een premie van 7,50 gulden voor elke opgegeven Jood betaald. In de herfst 1944 loopt dit op naar 40 gulden. In vergelijking met andere beloningen is dit bedrag klein, maar het leidt toch tot de deportatie van vele ondergedoken Joodse mensen. Bovenop de andere anti-joodse maatregelen, die leiden tot de isolatie en beroving van Joodse mensen, zorgt deze premie ervoor dat onderduiken nog moeilijker en gevaarlijker wordt. In sommige gevallen worden onderduikers zelfs door de mensen bij wie ze onderduiken verraden.
Anti-Joodse maatregelen zijn maatregelen die tijdens het naziregime tegen de Joden werden ingesteld: o.a. ontneming staatsburgerschap; niet mogen bekleden van openbare ambten; uitsluiting van Joden voor onderwijs en banen; verlies van stemrecht, verbod op huwelijken en seksuele contacten tussen Joden en niet-Joden; in beslag name Joodse bezittingen, verplichte dracht van de Jodenster.
Meer over Anti-joodse maatregelenWim Henneicke (Amsterdam, 19 maart 1909 - Aldaar, 8 december 1944) was een stateloze collaborateur in de Tweede Wereldoorlog. Zijn naam is verbonden aan de Colonne Henneicke. Deze groep fanatieke premiejagers hebben in een periode van een halfjaar tussen de 8000 en 9000 Joden opgepakt. Hij had de leiding over deze groep. Hiervoor werd Henneicke door de KP Amsterdam op 8 december 1944 geliquideerd. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Wim HenneickeColonne Henneicke
Een van de meest beruchte “Jodenjagers” is Wim Henneicke. Hij leidt de Colonne Henneicke, een van de vier onderafdelingen van de Hausraterfassungsstelle waarvan Willem Briedé de chef is. De Hausraterfassungstelle is officieel verantwoordelijk voor het registreren, ophalen, en afvoeren van de inboedels van leeggekomen woningen van Joden. De huisraad, kleding en persoonlijke voorwerpen van Joodse mensen wordt nauwkeurig gedocumenteerd en meegenomen. De bezitters worden, als dit nog niet gebeurd is, gearresteerd en vervolgens gedeporteerd.
De taak van de Colonne Henneicke is recherche, het opsporen van goederen die van de Hausraterfassungsstelle nog in beslag genomen moeten worden. Henneicke heeft een groot netwerk van informanten. Door hen krijgt hij gegevens van niet geregistreerde goederen en waar hij deze kan vinden. Hij ontvangt zo ook informatie over ondergedoken Joden. Zijn Colonne bestaat uit 53 Nederlanders en een Duitser, en bijna allemaal zijn het leden van de NSB. Naast het opsporen van Joodse goederen sporen ze ook veel Joodse onderduikers op en vanaf maart 1943 wordt dit hun hoofdtaak.
Niet iedereen is het eens met de nieuwe taak maar bijna niemand durft zich er tegen uit te spreken. Ontslag nemen is moeilijk en Henneicke dreigt dat de medewerkers zelf in een kamp of de gevangenis terecht komen als zij de dienst willen verlaten of weigeren Joden op te pakken. Een van de medewerkers die weigert Joden aan te houden wordt rechtstreeks naar Duitsland gestuurd voor de Arbeitseinsatz. Het succes van de Colonne komt ook door de vrees van zijn medewerkers voor negatieve consequenties bij onvoldoende prestatie.
De Colonne Henneicke is echter niet de enige georganiseerde groep Jodenjagers van de Hausraterfassungstelle. Daarnaast zijn er nog Colonne Ragut, Colonne Stork en Colonne Harmans. Ook zij waren betrokken bij het opsporen en verraden van Joden.
De Zentralstelle für jüdische Auswanderung (Centraal bureau voor Joodse emigratie) in Amsterdam werd op initiatief van de tweede man van de SS R. Heydrich op 31 maart 1941 opgericht in navolging van gelijknamige instellingen in Wenen en Praag. Het bureau moest dienen als voorbeeld voor ‘de oplossing van het Joodse vraagstuk’ in alle West-Europese landen. Het streven van Heydrich om met de oprichting van de Zentralstelle fur jüdische Auswanderung de anti-Joodse politiek in Nederland volledig in handen van de SS te concentreren mislukte door toedoen van Seyss-Inquart. In de controle op de Joodse gemeenschap en deportatie van de Nederlandse Joden in 1942 en 1943 speelde de Zentralstelle een centrale rol. Nadat de deporaties waren voltooid werd de organisatie eind 1943 langzaam geliquideerd.
Meer over Zentralstelle für Jüdische AuswanderungMotivatie: antisemitisme, macht en hebzucht
De motivatie van de medewerkers van de Colonne Henneicke om hun Joodse medeburgers te verraden heeft zowel een ideologische als materiële achtergrond. Ze zijn bijna allemaal lid van de NSB en anti-semitisme speelt een grote rol. Een Colonne medewerker zou hebben gezegd “Ik zal die Joden hebben, met alle middelen. Ik haat de Joden en zal ze tot het laatste uitroeien”. Ook kunnen ze in deze positie macht uitoefenen. Daarnaast is de financiële beloning en de mogelijkheid tot persoonlijke verrijking door het meenemen van waardevolle spullen van belang.
De werkwijze van Colonne Henneicke
Er is een goed beeld te krijgen van de werkwijze van Colonne Henneicke omdat veel van de administratie bewaard is gebleven. In 1947 zijn talrijke documenten in dozen in de kelder van de Hoofdsynagoge aan de Tulpstraat 19 in Amsterdam gevonden. Het is echter onbekend hoe ze hier zijn beland. Onder andere zijn hier de betaalformulieren voor het inleveren van Joden, maar ook korte verslagen over de arrestaties aangetroffen. Deze verslagen geven weer wie gearresteerd wordt, waar, bij wie de persoon is ondergedoken en of de mensen die onderdak geven weten dat de onderduikers Joods zijn.
De medewerkers van Colonne Henneicke hebben verschillende manieren om hun slachtoffers op te sporen, hun grootste bron van informatie zijn tips vanuit de bevolking. Soms worden onderduikers door hun medeburgers verraden, zoals in de berichten is te lezen. Soms worden de onderduikers zelfs door de mensen verraden die hun onderdak gaven - uit vrees om ontdekt en ook bestraft te worden óf om een deel van de premie te ontvangen.
In een bericht van 24 februari 1943 staat:
“Betreft: Gevluchte Joden Vos.
Vertrouwelijk is ons meegedeeld dat de Ariër Jan Overduijn een appartement heeft in Amsterdam, Haarlemmerstraat 62 IV, en meubels van Joden daar verborgen heeft gehouden. Bij onderzoek van het genoemde appartement hebben we geconstateerd dat er ook 4 Joden verborgen waren. Hierop hebben we de Nederlandse politie gebeld, en zij hebben de Joden gearresteerd en overgedragen aan de SD-vestiging Amsterdam, afdeling IV B.
De Joden zijn:
- Salomon Vos, geb. 07-09-1914 in Amsterdam, beroep kleermaker, getrouwd, laatst woonachtig in Amsterdam, Burmanstraat 15 I.
- Sophia Vos, geb. Goud, geb. 10-08-1917 in Amsterdam, vrouw van de eerstgenoemde.
Reden: De bovengenoemde Joden hebben zich verborgen gehouden bij de Ariër Jan Overduijn, geboren op 15 november 1915 in Amsterdam, woonachtig in Amsterdam, Haarlemmerstraat 62 IV. De Joden droegen geen ster en waren bovendien in het bezit van valse identiteitsbewijzen. Er is een speciaal arrestatieverslag opgesteld tegen de Ariër Jan Overduijn.
Amsterdam, 24 februari 1943. Medewerkers van het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie, Amsterdam, Afdeling Recherchedienst. F.A. van Tol. en H. Klinkenbijl.”
Salomon en Sophia moeten eerst naar Kamp Westerbork en worden op 13 juli 1943 naar Sobibor gedeporteerd. Daar worden zij drie dagen later vermoord.
Onderduikgevers
Wanneer de Colonne Henneicke ondergedoken Joden bij een niet-Joodse persoon in huis vindt, betekent dat ook voor de bewoners dat zij gearresteerd worden voor het helpen van onderduikers. Ze komen in kampen terecht of worden voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd, zoals Jan Overduijn, die eerst in Kamp Amersfoort gevangen zit en uiteindelijk voor de Arbeitseinsatz naar Kassel, Duitsland moet. Daar wordt hij tot 31 maart 1945 bij de vliegtuig-, trein- en wapenfabriek Firma Henschel & Sohn tewerkgesteld.
Jan Overduijn wordt ook in een artikel van het Dagblad voor Noordholland, van 30 maart 1943, genoemd omdat hij voor het verborgen houden van Joden naar een concentratiekamp is overgebracht. Het risico voor hulp bieden aan Joden was dus bekend.
Kamp Amersfoort (Duits: Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort; PDA) was een concentratiekamp in Leusden aan de zuidrand van Amersfoort. Het kamp was in gebruik vanaf 18 augustus 1941 tot 19 april 1945 als concentratiekamp en doorgangskamp. In kamp Amersfoort verbleven in de jaren 1941-1945 in totaal 37.000 geregistreerde gevangenen, voornamelijk politieke gevangenen, onderduikers en zwarthandelaren, waarvan er circa 20.000 werden gedeporteerd naar Duitse concentratiekampen of Westerbork. Daarnaast verbleven er 13.000 ongeregistreerde gevangenen in het kamp voor korte tijd. Vanaf mei 1945 tot 1951 was het in gebruik als verblijfs- en bewaringskamp onder de naam Bewarings- en verblijfskamp Kamp Laan 1914.
Meer over Kamp AmersfoortUitweg
De enige uitweg voor onderduikgevers is de Colonne medewerkers te overtuigen dat ze niet wisten dat de onderduikers Joden waren. Als dit niet lukt blijft alleen verraad over als uitweg: voor het doorgeven van andere onderduikadressen worden ze niet gearresteerd. Daarnaast mishandelen Colonne-medewerkers opgepakte mensen om de verblijfplaats van ondergedoken familieleden of bekenden te achterhalen. Ook patrouilleren ze de straten op zoek naar mensen met een Joods uiterlijk. Dit wordt in het verslag door de Colonne-medewerkers als volgt beschreven:
“Amsterdam, 2 augustus 1943. Bericht: In het kader van de individuele actie tegen niet-geblokkeerde Joden werd de Joodse vrouw Debora Voet, geb. Waterman, geboren op 4 september 1892 in Amsterdam, laatst woonachtig op Hofmeijerstraat 42/2, aangetroffen. De reden hiervoor was dat de genoemde Jodin niet in het bezit was van een persoonsbewijs en zonder de Davidster rondliep. Ze viel ons aan, en een van ons heeft haar daarbij licht verwond. De Jodin is naar de Joodsche Schouwburg gebracht."
Debora Voet is op 27 augustus 1943 in Auschwitz vermoord.
Arresteren of ophalen
De medewerkers van de Colonne hebben geen arrestatiebevoegdheid, daarom nemen ze aan het begin vaak politieagenten mee die deze bevoegdheid wel hebben, of ze bellen de politie op om de onderduikers te arresteren. Maar al snel handelen zij op eigen houtje. De medewerkers van de Colonne zeggen dat ze voor de SD werken, in het klimaat van angst wordt deze verklaring meestal niet in twijfel getrokken door de slachtoffers. De medewerkers van de Colonne Henneicke dragen soms zelfs wapens bij zich, terwijl zij als werknemers van de Hausraterfassungsstelle hiervoor geen bevoegdheid hebben. Ook dit wordt niet streng gecontroleerd. Echter spreken zij niet van ‘arresteren’ maar van ‘ophalen’, ‘voor verhoor voorgeleiden’ of ‘naar de Hollandse Schouwburg begeleiden’. Zelfs ouderen en invaliden worden 'opgehaald' - hiervoor regelt de Colonne Henneicke ambulances.
Deze werkwijze zorgt ervoor dat de groep veel Joodse onderduikers 'ophaalt'. Er worden in de periode van maart tot oktober 1943 naar schatting tussen de 8.000 en 9.000 Joden door de groep opgepakt. Vanuit de bewaard gebleven administratie kunnen 7557 slachtoffers met zekerheid geïdentificeerd worden, maar hierin ontbreekt een maand. Ad van Liempt komt daardoor tot de totale schatting van 8000-9000 slachtoffers.
De Hollandsche Schouwburg is een voormalig theatergebouw aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam dat vanaf juli 1942 tot 1943 gebruikt werd als verzamelplaats voor de Joden die gedeporteerd werden naar Westerbork of naar Vught. Aan de overkant van de straat was de crèche, waar jonge kinderen werden ondergebracht, en van waaruit honderden kinderen werden gered. Tegenwoordig is de Hollandsche Schouwburg een monument.
Meer over Hollandsche SchouwburgBetaalformulier
Voor het inleveren van Joden krijgen de medewerkers van Colonne Henneicke geld en dus ook een betaalformulier, of kwitantie. Voor elke ingeleverde Jood was er een vergoeding van 7,50 gulden.
Het bovenstaande betaalformulier is duidelijk toe te wijzen aan de Colonne Henneicke. Het document is gedateerd op 6 april 1943 en vermeldt dat een dag eerder vijf Joodse mensen zijn opgegeven door de Colonne Henneicke. Het gaat om Maurits Trompetter en zijn vrouw Marianna Trompetter-Flesseman, Salomon Krant en zijn vrouw Marianne Krant-Tukkie en Sophia Elte. Het document is getekend door SS-Hauptsturmführer Ferdinand aus der Fünten.
De laatste zin op het document is bijzonder morbide: “Dit bedrag is als voorfinanciering uit Jodenvermogen vergoed.” De premies, en de deportaties als geheel, worden uit het afgepakte vermogen van de Joodse bevolking betaald en mogen de rest van de bevolking geen geld kosten.
De personen van het bovenstaande betaalformulier zullen nooit terugkeren. Salomon Krant en Marianne Krant-Tukkie worden op 13 april 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor getransporteerd en daar op 16 april 1943 vermoord. Sophia Elte verblijft tot 31 augustus 1943 in Westerbork en komt op 3 september 1943 in Auschwitz terecht. Dezelfde dag wordt zij in de gaskamer vermoord. Het echtpaar Trompetter zit nog tot 25 februari 1944 in Westerbork gevangen. Zij worden naar Theresienstadt gedeporteerd en uiteindelijk in Auschwitz op 25 oktober 1944 vermoord. De Colonne Henneicke is dus medeverantwoordelijk voor de dood van deze mensen en wordt hiervoor met 37,50 gulden vergoed.
Ferdinand aus der Fünten (Mülheim an der Ruhr, 17 december 1909 – Duisburg, 19 april 1989) was een veroordeelde Duitse oorlogsmisdadiger. Hij gaf feitelijk leiding aan de deportatie van tienduizenden Joden, met name vanuit Amsterdam. Aus der Fünten zat een levenslange gevangenisstraf uit voor oorlogsmisdaden en werd in januari 1989 vrijgelaten. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Ferdinand Hugo aus der FüntenDe Joodsche Raad voor Amsterdam werd in februari 1941 opgericht na een aantal gesprekken met de Beauftragter des Reichskommissars für die Stadt Amsterdam, Hans Böhmcker. De Joodsche Raad, onder voorzitterschap van Abraham Asscher en David Cohen, vertegenwoordigde de Nederlandse joodse gemeenschap bij de Duitse en de Nederlandse overheid. Verder was de Raad belast met een deel van de uitvoering van de maatregelen ten aanzien van Joden die door de Duitse autoriteiten werden afgekondigd.
Meer over Joodsche Raad voor AmsterdamHet einde van de Colonne Henneicke
De werkzaamheden van de Colonne eindigen op 1 oktober 1943 nadat Amsterdam op 29 september 1943 'Judenrein' wordt verklaard. Dit volgt na de laatste grote razzia, waarbij 5.000 personen, inclusief het bestuur en de medewerkers van de Joodsche Raad, opgepakt worden. Via het Amstelstation worden zij naar kamp Westerbork getransporteerd. Er is dus minder behoefte aan Jodenjagers, maar dit is niet de enige reden. Er zijn ook klachten over malversaties en corruptie en achttien leden worden ontslagen. Een medewerker van de Colonne wordt in september 1943 ter dood veroordeeld voor meerdere verkrachtingen, van onder andere Joodse vrouwen die hij oppakte. Tevens voor het toe eigenen van Joods bezit dat hij voor de Hausraterfassungstelle in beslag had genomen. De doodstraf wordt later omgezet in een concentratiekamp straf.
Sommige medewerkers van de voormalige Colonne Henneicke gaan als Jodenjagers bij de politie werken en zetten hun werk voort. Anderen vinden werk bij NSB organisaties en een paar gaan naar Duitsland om daar te werken. Vooral na de Dolle Dinsdag kiezen veel voormalige Colonne-medewerkers voor de laatste optie.
Op 20 juni 1943 werd bij een razzia in Oost- en Zuid-Amsterdam de groep Joden opgepakt die nog in Amsterdam verbleven. Dit gebeurde drie maanden voordat Amsterdam 'Judenrein' verklaard werd. 5542 mensen werden bij de razzia in juni opgepakt, geregistreerd bij het Olympiaplein, Sarphatipark en het Daniel Willinkplein. Vervolgens werden ze per trein naar Kamp Westerbork getransporteerd.
Meer over Razzia Amsterdam 20 juni 1943Henneicke en het verzet
Wim Henneicke probeert een andere weg in te slaan: nog op de avond van Dolle Dinsdag meldt hij zich bij dr. Arie den Hollander, die contact heeft met het verzet. Hij geeft aan voor het verzet te willen werken. Om dit te bewijzen verstrekt hij belastende informatie over sommige medewerkers en informanten van zijn Colonne. Zo omschrijft hij, volgens het verslag dat Den Hollander later van het gesprek maakte, Briedé als een “gevaarlijk man. Schatrijk geworden”, en zegt dat Andries Riphagen “zeer rijk is geworden door aanbrengdiensten voor de S.D.” Verder geeft hij een politie luitenant aan voor het bezit van diamanten uit Joods eigendom en geeft informatie over een lid van de verzetsgroep Vrij Nederland door, die blijkbaar 78 verzetslieden heeft verraden. Een vrouw verhuurde volgens Henneicke kamers “aan onderduikende Joden, vroeg hun 100 á 200 gulden ‘voor de eerste maand’ en liet ze daarna weghalen.”
In hoeverre zijn samenwerking met het verzet doorging en hoe het eruit zag is niet zeker. Sommige verzetslieden beschouwden hem als een bruikbare bron, andere als een gevaarlijke infiltrant. Uiteindelijk overwint het wantrouwen. Henneicke wordt op 8 december 1944 door een onbekend lid van de Amsterdamse KP bij het verlaten van zijn huis met vijf kogels geliquideerd. Hierover bericht de verzetskrant “Vrijheid: bulletin voor Amsterdam en omgeving” op 27 december 1944.
Dat het verzet zijn medewerking toch op een of andere manier op prijs stelde blijkt uit het feit dat zijn weduwe, Maria Cornelia Henneicke-Trilling, na de oorlog tweehonderd gulden per maand ontvangt van het voormalige verzet.
Bernardus Andreas (Dries) Riphagen (Amsterdam, 7 september 1909 – Glion (Zwitserland), 13 mei 1973) was in de jaren dertig een invloedrijke crimineel. Tijdens de bezetting collaboreerde hij. Riphagen kocht waardevol Joods bezit op en verraadde verzetsmensen. In 1997 onthulden journalisten Bart Middelburg en René ter Steege dat Riphagen na de oorlog met de hulp van het Bureau Nationale Veiligheid uit Nederland was ontsnapt. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Dries RiphagenNa de oorlog: bijzondere rechtspleging
De vondst van documenten in de kelder van de Hoofdsynagoge aan de Tulpstraat 19 in Amsterdam is van groot belang voor de Bijzondere Rechtspleging die na de oorlog voor collaborateurs wordt toegepast. Terwijl de voormalige medewerkers tijdens hun tribunaal beweren dat zij niet wisten wat met de Joodse mensen die zij opsporen later gebeurde, worden de meesten van hen berecht. Van de 54 leden van Colonne Henneicke zijn er 3 al overleden voordat zij berecht kunnen worden. Een van hen is Wim Henneicke zelf.
Ook Willem Ragut, de leider van Colonne Ragut, wordt nooit berecht. Hij wordt op 21 juni 1944 door verzetslieden Hannie Schaft en Jan Bonekamp vermoord door meerdere schoten. Hij was als medewerker van de Sicherheitsdienst verantwoordelijk voor de arrestatie van meerdere verzetsmensen. Zes, onder wie Willem Briedé en Andries Riphagen, ontkomen aan hun berechting omdat zij het land verlaten. Sommige van hen worden ter dood veroordeeld maar nooit naar Nederland uitgeleverd omdat de Nederlandse autoriteiten er niet om vragen of omdat niet bekend is waar ze zijn. De leiders en hoofdverantwoordelijken Henneicke, Ragut en Briedé maken de bijzondere rechtspleging nooit mee.
In de gevallen van medewerkers die wel berecht worden, luidt het vonnis van het Bijzonder Gerechtshof: “Schuldig bevonden aan hulp verlenen aan de vijand, mensen blootstellen aan opsporing, vervolging, vrijheidsberoving, hetgeen de vermissing waaruit redelijkerwijs de dood is af te leiden, ten gevolge heeft gehad.” Meestal wordt dit met de dood bestraft, tenzij er door het redden van personen een mildere straf wordt toegekend. Uiteindelijk krijgen 25 medewerkers van de Colonne Henneicke de doodstraf opgelegd, vijf krijgen levenslange gevangenisstraf, zeventien een kortere gevangenisstraf, tussen de een en twintig jaar, gemiddeld 10 jaar. Zeven krijgen geen straf, onder andere diegene die al zijn overleden.
In hoger beroep verandert dit echter. De meeste straffen worden verlaagd. Negen doodstraffen worden omgezet tot levenslang en meerdere gevangenisstraffen worden ingekort. Zestien doodstraffen worden wel bevestigd, maar uiteindelijk worden er maar twee voltrokken. Aan de rest is gratie verleend of de straf kan niet worden uitgevoerd omdat de personen naar het buitenland gevlucht zijn. Rond 1960 zijn bijna alle voormalige Colonne Henneicke medewerkers weer vrij.
Willem Marinus Ragut (Leiden, 31 juli 1897 - Zaandam, 21 juni 1944) was een Nederlandse politieman en NSB'er. Tijdens de Duitse bezetting was hij verantwoordelijk voor de arrestatie van meerdere verzetsmensen. Om die reden werd hij door Hannie Schaft en Jan Bonekamp geliquideerd. Bonekamp kwam door de terugschietende Ragut hierbij ook om het leven. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Willem RagutBronvermelding
- Ad van Liempt, Kopgeld, 2002.