Als in 1943 de dreiging op een inval in het bauxietrijke Suriname en de Nederlandse Antillen met olieraffinaderijen afneemt, bedenkt de Nederlandse legerleiding een nieuw plan voor de gerekruteerde militairen in de West. De territoriaal commandant van Suriname haalt alles uit de kast om de soldaten naar het buitenland te sturen, zodat ze het KNIL in Nederlands-Indië of Europa kunnen versterken.
Werving vrijwilligers
In de praktijk blijkt de uitvoering van het idee lastiger: door de grondwet van Suriname kunnen de militairen niet uitgezonden worden naar andere landen. Daarnaast tekenen in Aruba 1263 ouders, familieleden, partners en vrienden van de schutters een petitie om te voorkomen dat hun dierbaren naar het buitenland vertrekken.
De oplossing is het vinden van mensen die vrijwillig op uitzending willen. De werving van deze vrijwilligers gaat gepaard met de beloften dat de vrijwilligers een goede opleiding en carrièrekansen krijgen en dat zij - in plaats van moeten vechten aan het gevaarlijke front- ondersteunende taken zullen doen. Het resultaat: tientallen vrijwilligers vertrekken in 1944 naar Europa en bijna 750 naar Nederlands-Indië, allemaal met verschillende motivaties. Carrièrekansen, loyaliteit aan het moederland of aan “Hare Majesteit de Koningin.”
Trainingskampen
Voor de uitzending krijgen de meeste Surinamers en Antillianen trainingen in Camp Casino in het Australische Brisbane. Hoewel gerekruteerde militairen uit landen zoals Canada en Amerika naar trainingskampen in het zuiden van de Verenigde Staten gaan, geldt dat niet voor de vrijwilligers uit Suriname en de Antillen. Zij zijn niet welkom in de raciaal gesegregeerde trainingskampen.
Spijt
De beloftes die de vrijwilligers eerder zijn gedaan, worden eenmaal in het buitenland niet of gedeeltelijk nagekomen. Zo zijn de trainingen van korte duur en komen de kersverse soldaten aan het front te staan tijdens verschillende ‘mopping up operations’. “Jullie gaan allemaal, stuk voor stuk, de oorlog in!” is de eerste zin die vrijwilliger Henk Olieberg te horen krijgt bij aankomst in Australië. Ook de carrièrekansen blijken voor velen niet binnen bereik te liggen. Door de tegenvallende realiteit krijgen sommige vrijwilligers uit de West spijt van hun uitzending.
Ondersteunende taken
Niet alleen de mannen, maar ook Antilliaanse en Surinaamse vrouwen willen een bijdrage leveren in de strijd die aan de andere kant van de oceaan afspeelt. Ongeveer 35 vrouwen melden zich voor de uitzending. Vrouwen horen geen gevechtsfuncties uit te voeren, vindt de legerleiding. Ter voorbereiding van de ondersteunende taken die ze toebedeeld krijgen, gaan de vrouwelijke vrijwilligers naar verschillende trainingskampen. Daar leren zij veel over de organisatie van strijdkrachten, het oorlogsrecht en het verlenen van eerste hulp. Iets dat zij tijdens hun werk in de oorlogsgebieden veel nodig zullen hebben. De onderlinge saamhorigheid en de verbeterde inkomsten zorgen voor positieve ervaringen van de vrouwelijke vrijwilligers.
Onafhankelijkheid
Pas na het einde van de dekolonisatieoorlog verlaten in 1950 de laatste militairen uit de West de onafhankelijke staat Indonesië. Eindelijk kunnen zij hun familie en vrienden weer in de armen sluiten.