Veenderpolder (1759) 1786-1978
In de eerste helft van de 17de eeuw ontstond ten noorden van de Wijde Aa tussen de Rijpwetering en het Braassemermeer een polder die Grote Veenderpolder werd genoemd. Het grootste deel van de polder lag in het ambacht Alkemade, de rest in Esselijkerwoude. Ten noorden van de Grote Veenderpolder ontstonden in dezelfde tijd de Lijkerpolder en de Gogerpolder. De drie polders werkten samen bij de bemaling en sloegen de kosten daarvan gemeenschappelijk om. Het gebied was geschikt voor turfwinning. In 1715 werd octrooi verleend voor vervening en droogmaking van de Gogerpolder, in 1744 gebeurde hetzelfde voor een groot deel van het binnen Alkemade gelegen gedeelte van de Grote Veenderpolder en de Lijkerpolder. Laatstgenoemde vervening werd in de jaren na 1780 drooggemaakt en staat sindsdien bekend als de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder. In 1786 kwamen enige ingelanden van het onder Esselijkerwoude gelegen deel van de Veenderpolder en van de ten westen van de Rijpwetering gelegen Frederikspolder bijeen om een aantal plannen voor vervening en bedijking van hun polders te bespreken. Een van de plannen werd goedgekeurd. Dit plan betrof alleen vervening van de Veenderpolder en de Frederikspolder; een plan waarin ook de Wijde Aa bij de vervening en droogmaking werd betrokken, werd door een grote meerderheid van de aanwezigen verworpen. Een jaar later sloten schout en ambachtsbewaarders van Esselijkerwoude en ingelanden van het onder dit ambacht gelegen deel van de Veenderpolder een overeenkomst met bestuur en ingelanden van de Veender- en Lijkerpolders onder Alkemade over de regeling van wederzijdse belangen bij een eventuele vervening en droogmaking van de Veenderpolder onder Esselijkerwoude. Ondanks eerdere afwijzing door de ingelanden werd de vervening en droogmaking van de Veenderpolder en de Frederikspolder toch weer gekoppeld aan die van de Wijde Aa en de ten zuiden daarvan gelegen Plaspolder. Uiteindelijk verleenden hoogheemraden van Rijnland in 1792 vergunning tot het vervenen en droogmaken van het onder Esselijkerwoude gelegen deel van de Veenderpolder en de aan de overzijde van de Rijpwetering gelegen Frederikspolder. De Plaspolder kreeg een aparte vergunning tot vervening en droogmaking. De Wijde Aa bleef onaangetast. Tijdens de vervening werd het bij het consent van 1792 behorende reglement enkele keren gewijzigd. Omdat de grond van de Frederikspolder voor vervening ongeschikt bleek te zijn, werd het consent in 1816 voor wat betreft de Frederikspolder ingetrokken. De vervening en droogmaking van de Veenderpolder ging door en was in 1834 voltooid. Een jaar later brak de westelijke ringdijk van de polder door, waardoor de nieuwe droogmakerij weer onder water liep. Met behulp van een renteloos voorschot van het Rijk kon de schade hersteld worden. Een verzoek om subsidie aan de provincie Zuid-Holland werd geweigerd. De polder lag in de gemeente Woubrugge (het vroegere ambacht Esselijkerwoude) en werd in het zuiden begrensd door de Wijde Aa, in het westen door de Rijpwetering, in het noorden door de ringsloot van de in 1784 gereedgekomen Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder en in het oosten door een eigen ringdijk, die de polder afschermde van de niet-verveende Veender- en Lijkerpolder buiten de bedijking. Door wijziging van de gemeentegrens ging de polder in 1959 over van de gemeente Woubrugge naar de gemeente Alkemade. In het kader van de concentratie van polders binnen het hoogheemraadschap van Rijnland werd de polder op 1 januari 1979 opgeheven en opgenomen in het nieuw gevormde waterschap De Oude Veenen.
- Veenderpolder
- Hoogheemraadschap van Rijnland
- Archief
- Archief 2.5.31
- Openbare orde en veiligheid
- Luchtbescherming
- Krijgsverrichtingen - overig
- Openbare orde en veiligheid - overig
- Krijgsverrichtingen
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer