Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder, 1741-1979
In 1744 kregen de schout van Alkemade en de voornaamste ingelanden van de Lijkerpolder en van het grootste deel van de Veenderpolder vergunning van hoogheemraden van Rijnland om hun landerijen te mogen vervenen, bedijken en droogmaken. Al in 1736 was een plan voor de vervening, bedijking en droogmaking opgemaakt. Nadat het plan was gepresenteerd aan hoogheemraden van Rijnland, die volgens de gebruikelijke procedure besloten tot bekendmaking door middel van een kerkgebod (1738), ontstond er oppositie tegen het plan, waardoor de vergunning pas in 1744 werd verleend. Volgens deze vergunning moest na dertig jaar natte vervening met de droogmaking worden begonnen. Al gauw werd duidelijk dat de vervening niet zo snel vorderde dat deze termijn gehaald kon worden. In 1756 werd de termijn van dertig jaar met zes jaar verlengd. In 1773 kregen de eigenaars van landen in het zuidwesten van de Veenderpolder tussen de Rijpwetering en de Kerksloot, waar op dat moment nog geen turfwinning had plaatsgevonden, nog eens zes jaar verlenging. Tegelijk werd bepaald dat in 1774 de aanleg van de ringdijk moest beginnen en dat dit werk in 1780 klaar moest zijn. Eind 1780 was de ringdijk gesloten. Nog steeds was de vervening in het zuidwesten van de Veenderpolder niet echt op gang gekomen. In 1781 verlengden hoogheemraden van Rijnland de termijn van natvening van deze landen met nog eens zes jaar, tot eind 1792, en bepaalden dat eerst de Lijkerpolder moest worden drooggemalen en daarna de Veenderpolder. In november 1782 brak de waterkering tussen de bijna geheel droge Lijkerpolder en de nog natte Veenderpolder waardoor de Lijkerpolder weer onder water liep. Ondanks deze tegenslag was de droogmakerij in het midden van de jaren '80 voltooid, met uitzondering van de zogenaamde prolongatie van de veenderij in het zuidwesten van de Veenderpolder. De polder lag in het ambacht (later: de gemeente) Alkemade en werd in het noordoosten begrensd door de Nieuwe Wetering en verder door een ringdijk, die in het westen langs de Rijnlandse boezemwateren Koppoel, Kleipoel en Ade liep. Langs de Nieuwe Wetering had de polder geen eigen ringdijk. De ringdijk van de Gogerpolder, die ten oosten van de Nieuwe Wetering lag, diende volgens het octrooi van 1744 ook als ringdijk van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder. In de Nieuwe Wetering en in de ringsloot van de Gogerpolder moest de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder sluizen onderhouden. Hoewel bij een overeenkomst tussen beide polders uit 1883 bovengenoemd gedeelte van de ringdijk van de Gogerpolder nog altijd ook als ringdijk van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder werd beschouwd, bestond bij het bestuur van laatstgenoemde polder de neiging de huiserven aan de westzijde van de Nieuwe Wetering als ringdijk te beschouwen. De Nieuwe Wetering behoorde tot het grondgebied van de Veender- en Lijkerpolder buiten de bedijking, evenals de ringsloot die langs een groot deel van de ringdijk van de Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder lag. Na 1955 werd het zuiden van de polder doorsneden door het tracé van rijksweg 4A (thans de A 4). Aansluitend vond een ruilverkaveling plaats. In verband met deze ruilverkaveling werd het zuidelijke gedeelte van de ringdijk van de polder, gelegen tegenover de Veenderpolder, afgegraven. In het kader van de concentratie van polders binnen het hoogheemraadschap van Rijnland werd de polder op 1 januari 1979 opgeheven en opgenomen in het nieuw gevormde waterschap De Oude Veenen.
- Drooggemaakte Veender- en Lijkerpolder
- Hoogheemraadschap van Rijnland
- Archief
- Archief 2.5.11
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer