Bosch- en Gasthuispolder (en rechtsvoorgangers), 1802-1978
Beide polders werden gescheiden door de Wie- of Wijde sloot. Dat was een boezemsloot tussen de Vliet en de Waddingervliet. Aan het begin van de 19de eeuw werd dat vaarwater ook wel "Fortuinsloot" genoemd, naar een aan het oosteinde gebouwde volmolen. Die vervuilde overigens het oppervlaktewater dermate dat er in 1781 klachten van kwamen. Dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland bevalen dat er een bezinkingssloot moest worden gegraven. Aan de monding van die "Vuylsloot", bij de Fortuinsloot, werd een ijzeren vuilrooster aangebracht. De Gasthuispolder komt reeds op de overzichtskaart van Zoeterwoude van 1615 voor. Het stichtingsjaar is moeilijk aan te geven, omdat bij Rijnland de registratie van de vergunningen over de jaren 1600-1626 een leemte vertoont. Het poldergebied strekte zich uit tussen de Wijde sloot (noordelijk), de Vliet (oostelijk) en de Waddingervliet (zuid en westelijk). Op genoemde kaart van Zoeterwoude zien we ook dat het gebied tussen de Stadssingel en de Wijde sloot "Boschhuizer land" werd genoemd. De stadssingel was de noordelijke grens, oostelijk was dat een deel van de Trekvaart tussen Leiden en Delft. De westelijke grens werd gevormd door de Waddingervliet en de Rijndijk. De oudst bewaarde vergunning voor stichting van polders in het gebied Boschhuizen is die aan Pieter Pieterszoon van Twist, gebruiker van landen aldaar. Rijnland verleende hem op 9 maart 1630 vergunning om een windwatermolentje te mogen bouwen en daarmee uit te wateren via de Boschhuizer watering in de Rijn. Op 4 juni 1650 werd in de buurt van de Trekvaart nog een molentje geplaatst. Wat zuidelijker, bij de Waddingervliet, was vóór 1631 al sprake van primitieve ontwatering of stichting van polders. Op 5 februari 1631 kregen de ingelanden vergunning om een nieuwe watermolen te plaatsen. De molen kwam te staan aan een boezemsloot, uitkomende in de Waddingervliet in de buurt van een aan de Leidseweg staande boerderij. Ingelanden beloofden te handelen volgens de regels die werden gehanteerd in buurpolders. Zodra het nodig was, zouden zij een reglement opmaken. Genoemde vergunningen betroffen poldertjes in een gebied, 98 morgen groot, dat in 1653 Boschhuizerpolder heette. Halverwege de Waddingervliet was hier ook het Wedde waar deze vliet zijn naam aan dankte. Een en ander is te zien op een kaart van Johannes Douw uit 1648.
- Bosch- en Gasthuispolder (en rechtsvoorgangers)
- Hoogheemraadschap van Rijnland
- Archief
- Archief 1.2.5.2
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer