J. Dolman: Verslag (carbonpapier, vellen A4)
’11 November was het vliegend stormweer. De machine werd gestopt, het schip aan de willekeur der golven overgelaten. In de namiddag nam de wind toe tot orkaankracht. De zee brande en rookte. Het schip begon zwaar te slingeren en water over te nemen, waarop de kop op zee werd gebracht, met halve kracht werkende machine. Dinsdagmorgen werd weder koers gestuurd, nu met volle kracht.’ Jacob Dolman (1892-1967) werkt als machinist bij de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij (KNSM) te Amsterdam en vaart in diverse rangen. Vanaf 1939 vaart hij als hoofdwerktuigkundige op de SS Marsdiep, een stoomschip, ‘naar de Levant’: het deel van Zuidwest-Azië dat het gedeelte direct ten oosten van de Middellandse Zee beslaat. Vrouw en zoon blijven thuis in Hilversum achter. ‘1e September 1939. Hoewel Duitschland Polen was binnengerukt, waren er geen maatregelen getroffen voor opvarende en schip. Gebeurtenissen uit de vorige oorlog, zooals het op mijnen loopen & torpedeeren van schepen, schenen vergeten. Hoewel een cursus was ingesteld, die door alle officieren gevolgd moest worden, hoe te handelen bij een gasaanval, hoe onderzeeërs te bestrijden, mijnen te visschen en onschadelijk te maken, enz. enz., werd er door de hoogere instanties niets, maar dan ook niets gedaan, dat er op wees, dat nu het schip aan oorlogsdaden kon worden blootgesteld. Och, de zeeman vaart wel.’ Ongevaarlijk is het op zee allerminst. In augustus 1941 schrijft Dolman: ‘Woensdag 2.00 uur. Wakker geschrokken van een explosie, gevolgd door alarm van de brug. Ga uit kooi, doe zwemvest aan jas aan en wacht af. Het schip onmiddelijk voor ons is getorpedeerd. Het zonk in nog geen 5 min tijd, was geladen met erts en het vermoeden is, dat weinig van de bemanning gered zijn. Te 3.30 schijnt alles kalm. Die nacht werden 5 schepen uit het convooi van 19 tot zinken gebracht.’ ’11 November was het vliegend stormweer. De machine werd gestopt, het schip aan de willekeur der golven overgelaten. In de namiddag nam de wind toe tot orkaankracht. De zee brande en rookte. Het schip begon zwaar te slingeren en water over te nemen, waarop de kop op zee werd gebracht, met halve kracht werkende machine. Dinsdagmorgen werd weder koers gestuurd, nu met volle kracht.’ Jacob Dolman (1892-1967) werkt als machinist bij de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij (KNSM) te Amsterdam en vaart in diverse rangen. Vanaf 1939 vaart hij als hoofdwerktuigkundige op de SS Marsdiep, een stoomschip, ‘naar de Levant’: het deel van Zuidwest-Azië dat het gedeelte direct ten oosten van de Middellandse Zee beslaat. Vrouw en zoon blijven thuis in Hilversum achter. ‘1e September 1939. Hoewel Duitschland Polen was binnengerukt, waren er geen maatregelen getroffen voor opvarende en schip. Gebeurtenissen uit de vorige oorlog, zooals het op mijnen loopen & torpedeeren van schepen, schenen vergeten. Hoewel een cursus was ingesteld, die door alle officieren gevolgd moest worden, hoe te handelen bij een gasaanval, hoe onderzeeërs te bestrijden, mijnen te visschen en onschadelijk te maken, enz. enz., werd er door de hoogere instanties niets, maar dan ook niets gedaan, dat er op wees, dat nu het schip aan oorlogsdaden kon worden blootgesteld. Och, de zeeman vaart wel.’ Ongevaarlijk is het op zee allerminst. In augustus 1941 schrijft Dolman: ‘Woensdag 2.00 uur. Wakker geschrokken van een explosie, gevolgd door alarm van de brug. Ga uit kooi, doe zwemvest aan jas aan en wacht af. Het schip onmiddelijk voor ons is getorpedeerd. Het zonk in nog geen 5 min tijd, was geladen met erts en het vermoeden is, dat weinig van de bemanning gered zijn. Te 3.30 schijnt alles kalm. Die nacht werden 5 schepen uit het convooi van 19 tot zinken gebracht.’
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Verslag (carbonpapier, vellen A4)
- 2126
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer