M. Theunissen: Voor mijn kinderen.
‘Kussens en dekens werden ingeladen, een goede leunstoel voor oma, flessen drank, blikken vis, vlees, ananas uit de hamstervoorraad van Wiel en Tiny, zó togen we zingend en lachend op weg,’ aldus beschrijft Mies Theunissen (1919-2002) een gezellig dagje uit met haar familie uit Roermond. ‘Om haar kiespijn te verlichten had tante watjes met cognac in de mond. Deze moesten telkens bevochtigd worden, ze was al halfdronken voor we vertrokken. Al gauw had iedereen kiespijn en moest zo nodig een slokje uit de cognacfles. Hub zat luidkeels zingend en handen zwaaiend achter het stuur!’ Hub, haar echtgenoot, is eigenaar van de vrachtwagen: met zijn vader runt hij een bedrijfje in veevoer. Het stel trouwt in 1941 en krijgt twee dochters: Ank en Jet. In 1944-1945, als Roermond in de frontlinie komt te liggen, beleeft de stad een zware oorlogswinter. 6 oktober 1944 vangt een reeks bombardementen aan: ‘Op de hoek van de Hamstraat stond de sigarenzaak van Coorens in lichtenlaaie. Ik rende maar door en herinner me geschreeuw dat ik niet door mocht: dat een hoogzwangere hysterische vrouw met ’n huilend kind de straat af moest.’ Diezelfde middag bevalt Mies thuis van Ward: ‘Een gave, tengere jongen.’ In januari 1945 wordt de burgerbevolking met veewagens geëvacueerd naar de noorderlijke provincies: ‘De moffen schreeuwden en honden blaften. Er waren geen opstaptreden als bij personenwagens. Hub gaf mij de baby en hielp opa en oma, die Jet en Ank aannamen.’ De reis, in het geval van Mies en haar familie uiteindelijk naar een boerderij in Friesland, duurt dagen. Vooral de nachten lijken eindeloos: ‘Telkens gaan de ijzeren schuifdeuren een eindje open als een van de mannen een noodzakelijke behoefte moet doen, of een po geleegd moet worden. Een ijzige wind jaagt dan sneeuw de wagen in.’ In maart 1945 wordt Roermond bevrijd. ‘Kussens en dekens werden ingeladen, een goede leunstoel voor oma, flessen drank, blikken vis, vlees, ananas uit de hamstervoorraad van Wiel en Tiny, zó togen we zingend en lachend op weg,’ aldus beschrijft Mies Theunissen (1919-2002) een gezellig dagje uit met haar familie uit Roermond. ‘Om haar kiespijn te verlichten had tante watjes met cognac in de mond. Deze moesten telkens bevochtigd worden, ze was al halfdronken voor we vertrokken. Al gauw had iedereen kiespijn en moest zo nodig een slokje uit de cognacfles. Hub zat luidkeels zingend en handen zwaaiend achter het stuur!’ Hub, haar echtgenoot, is eigenaar van de vrachtwagen: met zijn vader runt hij een bedrijfje in veevoer. Het stel trouwt in 1941 en krijgt twee dochters: Ank en Jet. In 1944-1945, als Roermond in de frontlinie komt te liggen, beleeft de stad een zware oorlogswinter. 6 oktober 1944 vangt een reeks bombardementen aan: ‘Op de hoek van de Hamstraat stond de sigarenzaak van Coorens in lichtenlaaie. Ik rende maar door en herinner me geschreeuw dat ik niet door mocht: dat een hoogzwangere hysterische vrouw met ’n huilend kind de straat af moest.’ Diezelfde middag bevalt Mies thuis van Ward: ‘Een gave, tengere jongen.’ In januari 1945 wordt de burgerbevolking met veewagens geëvacueerd naar de noorderlijke provincies: ‘De moffen schreeuwden en honden blaften. Er waren geen opstaptreden als bij personenwagens. Hub gaf mij de baby en hielp opa en oma, die Jet en Ank aannamen.’ De reis, in het geval van Mies en haar familie uiteindelijk naar een boerderij in Friesland, duurt dagen. Vooral de nachten lijken eindeloos: ‘Telkens gaan de ijzeren schuifdeuren een eindje open als een van de mannen een noodzakelijke behoefte moet doen, of een po geleegd moet worden. Een ijzige wind jaagt dan sneeuw de wagen in.’ In maart 1945 wordt Roermond bevrijd.
- Collectie 244: Europese dagboeken en egodocumenten
- Verslag (getypte uitdraai)
- 2183
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer