Archief van M.J. Salomé.

Archief van M.J. Salomé. Machien Jan (Giel) Salomé, geboren Kortgene 28 december 1912 - overleden november 1990. Verzetsdeelnemer, gevangene. Giel Salomé verleende tijdens de bezetting hulp aan vervolgden. Na detentie in kamp Vught werd hij tenslotte wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten. Naar aanleiding van de eerste Jodendeportaties werd hij in 1942 op nieuw actief in het verzet, nu in de verzetsgroep Westerweel. Joop Westerweel en Willie Westerweel, beide in Rotterdam, leerde hij via enkele collega’s kennen. Op dat moment leefde Salomé in Ede, waar hij twaalf Joden aan een onderduikadres hielp. Op het moment dat hij een Joodse vrouw naar haar onderduikadres begeleidde, werd hij door de Gestapo gearresteerd. Hij werd zes weken vastgehouden in de Gevangenis aan de Amsterdamse Amstelveenseweg, maar opnieuw ontslagen. Hij verhuisde naar Boxtel in de verwachting hier onopvallender te kunnen opereren. Salomé was ook betrokken bij het bevrijden van gevangenen. Hij werd in december 1943 samen met Willy Westerweel en de Joodse Palestina pionier Letty Rudelsheim gearresteerd, toen geprobeerd werd deze laatste uit de Scheveningse Strafgevangenis te bevrijden. Vanuit de Rotterdamse gevangenis werd hij naar kamp Vught overgebracht en vandaar naar het concentratiekamp Dachau. Op 26 mei 1944 kwam hij in dit kamp aan. Hij kreeg het Häftlingsnummer 68879. Het kamp werd bevrijd op 29 april 1944, waarop hij naar Nederland terugkeerde. Giel Salomé is in 1964 de Jad Vashem onderscheiding toegekend. Het archief omvat uitsluitend een briefkaart, door hem daags na de bevrijding via het Rode Kruis aan zijn broer J.A. Samolé gestuurd. De tekst begint met: ‘Dachau 5 mei 1945. Lieve allemaal, Je zult gehoord hebben dat we de vorige zondagavond bevrijd zijn (…).’