Archief van C. Butterman.
Archief van C. Butterman. Cornelis (Cees, Keith) Butterman, geboren Andijk op onbekende datum - overleden Campbell (Californie, VS) 18 juni 1976. Verzetsdeelnemer, Jodenvervolging. Gehuwd met G. (Gerrie, Gerry) Butterman-Sluys (geboren Andijk 10 november 1918 - overleden Ripon (Cal.) 5 mei 2011). Het paar kreeg vier kinderen: Judy (1942), Hanna (1947), Bill (1948) en Case (1952). Cees Butterman kwam uit een gereformeerd gezin uit Andijk en werkte sinds 1938 als zelfstandig drukker in Andijk. Dit vak had hij van zijn vader geleerd. De oorlog brak uit; Butter trouwde in juni 1941 met G. Sluys. In hetzelfde jaar startte het paar ‘Drukkerij Nobel’ in een bescheiden ruimte in Amsterdam-Oost, waarachter zij konden wonen (Eikenweg 25hs, Amsterdam-Oost). In deze periode werd de boerderij ‘De Vluchtheuvel’ van zijn aangetrouwde familie in Andijk belangrijk voor het organiseren van verzet. Verschillende generaties van de familie Sluys hadden hier een bestaan. Later in de oorlog werd een deel van het machinepark van de drukkerij hier onder het hooi verstopt. Het Joodse stel Jaap en Lientje Kurk assisteerde in de drukkerij. Zij hadden een zoontje, David, uit 1942 of 1943. Toen de razzia’s toenamen, werd hen geadviseerd om de baby onder te brengen. Een zekere familie Bergsma in Amsterdam wilde deze zorg op zich nemen. Er werd op afspraak een mandje voor de deur gezet, om veiligheidshalve de anonimiteit te waarborgen. J. en L. Kurk werden gearresteerd en op transport gesteld; zij zouden niet terugkeren. Later in zijn leven ging David zich Rudy Bergsma noemen. Hij emigreerde en kwam door toeval dertig kilometer van Cees en Gerrie Butterman (inmiddels Keith en Gerry) te wonen. Tijdens de bezetting leverde Butterman verschillende bijdragen aan het verzet, die onbekend zijn gebleven. Wel is bekend dat hij tijdens de April-meistaking (1943) probeerde om arbeiders in Andijk tot staken te bewegen. Zijn oudste broer Jacob Butterman leefde in Andijk en was één van de plaatselijke aanstichters van deze staking. C. Butterman beloofde hem te helpen. Hij werd echter verraden door een jongeling die door de bezetter met de dood bedreigd werd. Ook zijn zwager raakte in problemen. Johannes (Jo) Smink (geboren Lisse februari 1911) was een halfbroer van G. Butterman-Sluys. Hij werkte als chauffeur, was daarom goed geïnformeerd en extra welkom in de illegaliteit. Op 1 mei 1945 werd hij met vier anderen voor een opdracht bijeengeroepen. Fietsend bij Zwaagdijk werden ze echter door paramilitairen van de Landwacht gearresteerd (één van hen ontsnapte). J. Schmink werd op wapenbezit betrapt en later geëxecuteerd. Butterman was nadat hij verraden was ondergedoken, maar werd op 11 mei 1943 in zijn woning gearresteerd. Hij werd in het Huis van Bewaring op de Weteringschans vastgehouden. De hoogzwangere Gerrie Butterman-Sluys keerde terug naar haar familie. De aanklacht tegen Butterman en drie mannen uit Andijk was het organiseren van een staking. Butterman werd ter dood veroordeeld. Hij werd eerst een jaar gevangen gehouden in concentratiekamp Vught. Hier werd hij op den duur beter behandeld omdat hij viool en saxofoon kon spelen en het drukkersvak beheerste. Vanwege zijn vakkennis werd hij meegenomen naar Amsterdam om daar de inboedel van een drukkerij naar Vught te helpen overbrengen. Butterman werkte ook in de tuinbouw en in de Phillips-fabriek. Mogelijk door omkoping en anders omdat zijn arbeidskracht van waarde was, werd zijn straf verminderd, zodat overplaatsing naar Duitse kampen volgde. In juni 1944 arriveerde hij per goederentrein in kamp Dachau, waarna hij in de Messerschmidt-fabriek in Kottern als drukker te werk werd gesteld. Ook speelde hij in een orkest met topmusici, die meer dan eens dankzij hun talent overleefden De fabriek werd dag en nacht gebombardeerd, maar de gevangenen was de toegang tot de schuilkelders verboden. Na twee maanden ontving zijn vrouw geen brieven meer van hem, noch had ze een ander levensteken. Net voor de bevrijding werd Butterman gedwongen om in een groep gevangenen naar een ravijn nabij het grensstadje Pfronten te marcheren; hier zouden zij geliquideerd worden. De bewakers sloegen echter op de vlucht, toen de oprukkende geallieerde militairen werden opgemerkt. Eind april 1945, toen kamp Dachau bevrijd werd, woog Butterman nog 48 kilo. Pas een maand later, eind mei 1945, kreeg Gerrie Butterman-Sluys het verlossende bericht van zijn overleving. De terugreis bracht Butterman in Parijs. Later zou hij zich herinneren hoe genereus de Fransen de kampslachtoffers verwelkomden, met wijn, vis en vlees; producten die nog schaars waren. In de beleving van Butterman en zijn kinderen dankte hij zijn overleving aan zijn geloof. Dit godsvertrouwen maakte hem ook sterk genoeg om de beproeving van zich af te zetten. Na zijn terugkeer uit kamp Dachau herstelde Butterman van tuberculose en begon een drukkerij in Heerhugowaard. Zes jaar lang (1947-1953) publiceerde hij het weekblad ‘De Heerhugowaarder’. Vanaf 1949 leefde het gezin boven de drukkerij. In 1953 emigreerde Butterman om gezondheidsredenen naar Santa Clara Valley in California, met zijn gezin. Hij hervatte in Ripon zijn loopbaan als drukker. Ten tijde van zijn pensioen werkte hij bij de ‘San José Mercury News’. Butterman heeft zijn vrouw en kinderen uitgebreid over zijn oorlogservaringen verteld, zij het altijd stiff upperlip en met weglating van de nachtmerrie-achtige details. Het archief behelst onder meer correspondentie en het album 'Dad’s concentration camp experiences’.
- Collectie Verzetsmuseum Amsterdam
- H:
- 17296
- Staking, April-Meistaking
- Egodocumenten
- Concentratiekamp, Dachau
- Concentratiekamp, Vught
- Amsterdam
- Gevangenis, Weteringschans
- Andijk
- Butterman, C.
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer