Narrated (In)justice - Casus 1: De koloniale schadeclaims, Interview 21
Andi Monji (1937) zag als jongen van 10 jaar hoe zijn vader werd neergeschoten. In het bloedbad van Suppa op 28 januari 1947 werden naast zijn vader ook zijn grootvader en oom geëxecuteerd. Hij sprak in 2014 in Den Haag als vertegenwoordiger van de vele kindslachtoffers die in Sulawesi hun vader hebben verloren. Hij vindt het, net als Ibu Paturusi, onrechtvaardig dat de Nederlandse staat enkel de weduwen erkent. De kinderen hebben volgens hem nog meer geleden dan de weduwen: ‘Mijn moeder kon nog een andere man trouwen, maar als kind wist je nooit of je stiefvader goed was of niet.’ Hij zelf had een goede stiefvader, maar hij kent vele gevallen waarin dat niet het geval was. Ondanks dat hij nooit een opleiding heeft genoten, is hij zelf nu een succesvol zakenman en heeft hij het geld eigenlijk niet nodig; hij ziet het als een principiële kwestie: ‘Ik zal mijn compensatie niet delen, maar vechten voor de anderen.’
- Immler, dr. N.L. (NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) DAI=info:eu-repo/dai/nl/395957656
- interview
- Humanities
- Politionele acties
- Oorlogsmisdaden
- Schadevergoedingen
- Indonesische onafhankelijkheidsstrijd
- Kinderen
- Oorlogsslachtoffers
- Rechtspraak
- Weduwen
- Naoorlogse periode
- Dekolonisatie
- Tweede Wereldoorlog
- Law and public administration
- Rechtsherstel
- Transitional Justice
- Koloniale geschiedenis
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer