(0398-01) Koninklijke Schouwburg
Koninklijke Schouwburg: De archieven en de verantwoording van de inventarisatie: Deutsches Theater in den Niederlanden: Al dadelijk na de Duitse bezetting in mei 1940 dwong de bezetter het gemeentebestuur de Koninklijke Schouwburg om te dopen in Stadsschouwburg. In de eerste oorlogsjaren bespeelden Nederlandstalige en Duitstalige gezelschappen de schouwburg. De Duitse organisatie "Kraft durch Freude" verzorgde er het amusement voor de Duitse soldaten. Voor het gebruik van de schouwburg weigerde zij echter te betalen, ondanks herhaalde verzoeken van de waarnemend burgemeester prof. ir. C.L. van der Bilt. In december 1941 gaf de Rijkscommissaris voor het bezette gebied Seyss Inquart te kennen dat het Rijkscommissariaat de schouwburg wilde pachten om er een Duits theater van te maken.Op 1 juni 1942 ging de Schouwburg over naar het uit Freiburg afkomstige Duitse gezelschap dat de naam kreeg van "Deutsches Theater in den Niederlanden". Het gemeentelijk schouwburgbedrijf werd opgeheven, maar de gemeente Den Haag bleef wel eigenaar van het gebouw en dus onderhoudsplichtig. Het "Deutsches Theater in den Niederlanden" stond onder leiding van intendant dr. W. Nufer en zakelijk leider H. Wolff. Voor de technische dienst was R. Gebhardt verantwoordelijk. Het bureau en de repetitielokalen van het gezelschap waren ondergebracht in het pand Fluwelenburgwal 22 (het gebouw van de vrijmetselaarsorde Groot Oosten der Nederlanden). De opening vond plaats op 19 november 1942, in tegenwoordigheid van Goebbels en de Rijkscommissaris, met Mozart's "Don Giovanni". In de zomer van 1944, bij het naderen van de geallieerde troepen, vertrok het gezelschap halsoverkop. Daarna beschikte de kameropera nog enige tijd over het gebouw. De Schouwburg werd 10 oktober 1944 weer aan de gemeente overgedragen. Geschikt voor bespeling was het gebouw echter niet. Op 24 april 1945 werd de provinciale griffie, dat haar gebouw tijdens een bombardement verloren had, tijdelijk in de schouwburg gehuisvest. Op 1 juni 1945 werd de Schouwburg heropend. De uitvoering van taken met betrekking tot de Schouwburg werd in een afzonderlijke tak van dienst onder leiding van een directeur ondergebrachtNa de bevrijding was gebleken, dat verschillende goederen, waaronder de toneelbelichting, in beslag waren genomen of vernield. De kostuums van het Deutsches Theater waren echter achtergebleven. Over de schadeloosstelling en over het beschikkingsrecht van de kostuums werd na de oorlog nog lang geprocedeerd. Tijdens de processen werden de kostuums verhuurd. Zij werden uiteindelijk in 1953 verkocht.(9) Geraadpleegde bronnen: - Archieven van de schouwburgcommissies, 1802-1945, BNR. 435. - Repertoire / repertorium (akten die aan het recht van registratie onderworpen zijn geweest), 1811-1915 (1955), BNR. 359. Hieruit: contracten betreffende de bespeling van de Schouwburg, gesloten tussen de gemeente 's-Gravenhage en diverse toneelgezelschappen en catalogi van de muziek, zich bevindende in de bibliotheek van de Schouwburg, 1853-1915. - Archief van de Gemeentesecretarie "Varia", 1816-1851, BNR. 358. Hieruit: inv.nr. 107 Register verzoekschriften openbare vermakelijkheden, 1824-1851 en inv.nrs. 108-135. Ingekomen verzoekschriften, 1824-1851. - Archief van de gemeentesecretarie, 1937-1952, BNR. 610. Hieruit: agendastukken, 1937-1952 en stukken betreffende schouwburgaangelegenheden van de Afdeling Onderwijs, 1937-1952. Geraadpleegde literatuur: - Banck, J.E., Het Nationaal Tooneel in de residentie 1804-1904, met illustraties, in: Bijdragen en mededelingen van de Vereeniging "Die Haghe", 1904, blz. 344-377. - Keuskamp, D.W.P., Een en ander over den Haagschen Schouwburg en het "Théâtre Français" in de 19e eeuw, met illustraties, in: Bijdragen en mededelingen van de Vereeniging "Die Haghe", 1904, blz. 378-423. - Gelder, H.E. van, "Het Haagse Toneel-Leven en de Koninklijke Schouwburg 1804-1954". Uitgave in opdracht van het gemeentebestuur van 's-Gravenhage ter gelegenheid van het honderdvijftig jarig bestaan van de Koninklijke Schouwburg. Maandblad 's-Gravenhage, 1954, no. 2, blz. 5-161. - Slechte, C.H., Verstraete, G. en Zalm, L. van der, 175 jaar Koninklijke Schouwburg 1804-1979, met foto's en illustraties. Uitgegeven in opdracht van de directie van de Koninklijke Schouwburg. 's-Gravenhage, 1979. Openluchttheater "Zuiderpark": Het theater werd in 1940 onder auspiciën van de gemeente door werklozen gebouwd. De opening vond plaats in mei 1941 tijdens de door de gemeente in het Zuiderpark georganiseerde tentoonstelling "Bloemen en Beelden". Het beheer van het openluchttheater werd opgedragen aan de Stichting Haagsche Sport en Speelterreinen, die voor de exploitatie van het theater een subcommissie instelde, waarin onder meer de administrateur van de Koninklijke Schouwburg en enkele bestuursleden van de stichting zitting namen. Het theater, gelegen in een dichtbevolkte omgeving, zou moeten worden gebruikt voor opvoeringen voor en door scholen, gymnastiekuitvoeringen, opvoeringen door harmoniegezelschappen en amateurtoneelgroepen. Reeds in 1941 (vanaf 3 juni) werden er achtendertig voorstellingen per jaar gegeven.In 1948 toen de Stichting Haagsche Sport en Speelterreinen werd getransformeerd in de Haagse Stichting voor Lichamelijke Opvoeding, ging het beheer over het openluchttheater op deze stichting over. De exploitatie kwam per 1 mei 1948 in handen van de ambtenaar ter secretarie bij de afdeling Bevolking, Verkiezingen en Burgerlijke stand, de heer E. Burgmans. Hij werd in april 1952 opgevolgd door de heer W.F. Koppeschaar jr.Met ingang van 1 januari 1956 werd, als gevolg van het besluit van Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage, het beheer van het Openluchttheater "Zuiderpark" officieel onttrokken aan de Haagse Stichting voor Lichamelijke Opvoeding en overgedragen aan de Koninklijke Schouwburg. Reeds in februari 1955 was de dagelijkse leiding van het theater toevertrouwd aan de administrateur van de Schouwburg, H. Maurits. De dagelijkse administratie en correspondentie werden gevoerd in het kantoor van het Openluchttheater, terwijl de hoofdboekhouding werd opgenomen in de administratie van de Koninklijke Schouwburg. Door de nieuwe beheerder werd vooral aandacht geschonken aan de organisatie van kindervoorstellingen. Verder traden in het Openluchttheater onder meer binnen- en buitenlandse dansgroepen, jazz- en amateur-orkesten op en vonden tevens vergaderingen en kerkdiensten plaats. Noten: 1. Archieven van de schouwburgcommissies, 1802-1964, bnr. 0435-01, inv.nr. 2. 2. Zie de inleiding van de inventaris van de archieven van de schouwburgcommissies, 1802-1945, bnr. 0435-01. Zie voor de lijst van beheerders van de Koninklijke Schouwburg, bijlage 7. 3. Zie noot 2. 4. De archieven van de respectievelijke beheerders zijn beschreven in de inventaris van de archieven van de schouwburgcommissies, 1802-1964, bnr. 0435-01. 5. Zie hierover het artikel van D.W.P. Keuskamp, "Een en ander over den Haagschen Schouwburg en het Théâtre Français in de 19e eeuw", in: Bijdragen en mededelingen van de vereeeniging "Die Haghe", 1904, blz. 378-423. 6. H.E. van Gelder, Het Haagse Toneel-Leven en de Koninklijke Schouwburg 1804-1954, 's-Gravenhage, 1954, blz. 48-50. 7. H.E. van Gelder, blz. 111-113. 8. H.E. van Gelder, blz. 90. 9. Zie inv.nr. 59. 10. Zie voor het archief van de Stichting Haagsche Sport- en Speelterreinen, sedert 1947 Haagse Stichting voor Lichamelijke Opvoeding, 1927-1967, bnr. 0634-01.
- L. Fledderus en R. Spork (1986); R.A.M. Vernooij (2008)
- Archieven Haags Gemeentearchief
- archief
- 0398-01
- Kunst, Cultuur en Erfgoedbeheer
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer