Diever, Onderduikershol
Het onderduikershol herinnert de inwoners van Diever (gemeente Westerveld) aan alle onderduikers die hier gedurende kortere of langere tijd verscholen zaten. Het monument brengt tevens acht plaatselijke verzetsmannen in herinnering die door verraad zijn omgekomen. De namen van de acht slachtoffers luiden: Thijs Gerhardus Drupsteen uit Hasselt, Jan Eggink uit Dwingelo, Roelof Eggink uit Dwingelo, Thijs Eggink uit Dwingelo, Hilbert Gunnink uit Ruinerwold, Geert Gerhardus Koster uit Diever, Sebastiaan van Nooten uit Schoonhoven en Hermannus Vos uit Smilde. In 1943 werd het verzet steeds omvangrijker. Daarom vroegen vijf Dieverse NSB-leden de Sicherheitsdienst in Assen om versterking. Als gevolg hiervan nam de 'Bloedploeg van Norg', onder leiding van de later gefusilleerde Sanner, zijn intrek in het Schultehuis. De aanwezigheid van deze vijftien landwachters en de steeds frequenter gehouden razzia's (in het kader van de tewerkstelling) maakten het voor de leden van de Knokploeg Diever noodzakelijk onder te duiken. Deze groep werd gevormd door een zestal jongemannen van de Gereformeerde Reciteerclub Dindua, te weten: Roelof Eggink, Roelof Pot, Hermannus Vos, Hilbert Gunnink, Thijs Drupsteen en Fokke Hessels. In de winter van 1943-1944 vatte de groep het plan op om bij een onopvallende zandheuvel in het dennenbos van Berkenheuvel een schuilplaats te bouwen. De knokploeg groef de heuvel uit, bouwde van de dennenstammen een hol en herstelde de zandheuvel in de oude vorm. Na een paar maanden hard werken was de schuilplaats gereed en verdwenen de verzetsmannen onder de grond. Eén van de leden, Fokke Hessels, was een verwoed lezer van Indianenverhalen. Daarom kreeg het onderduikerscomplex de naam 'de Wigwam'. Al snel kwam ook de onder de schuilnaam Ome Joop opererende Geert Koster sr. in de Wigwam. Door zijn deelname aan het verzetswerk durfde hij niet langer in Diever te blijven. Hij had onder andere een groot aandeel in de hulpverlening aan onderduikers, mede door het goede contact dat hij had met de Knokploeg Meppel. Ook zijn zoon zat inmiddels in de hut ondergedoken. Slechts een paar mensen uit Diever hadden af en toe contact met de ploeg onderduikers. Dat waren de gebroeders Thijs en Jan Eggink, die voor de voedselvoorziening zorgden, de plaatselijke politieman Gerrit Temmingh, die een paar keer per week een nachtelijke tocht maakte om berichten te brengen, en de dorpsarts Sebastiaan van Nooten, die erheen ging wanneer er zieken waren. Het hol was een centrum van illegale activiteiten. Van hieruit werden tal van nachtelijke expedities ondernomen, zoals een overval op het distributiekantoor van Dwingelo of de bevrijding van dorpsgenoot Rooks uit de plaatselijke politiecel, waarin hij gevangen was gezet nadat in zijn huis een joodse onderduiker was gevonden. Ook werden de bevolkingsregisters van Diever en Dwingelo weggehaald en in De Wigwam ondergebracht. Soms zaten in het hol wel twintig illegalen verscholen. Ook logeerden hier geregeld Amerikaanse en Engelse piloten, wier vliegtuigen waren neergehaald. Zo arriveerde op 31 augustus 1944 de Amerikaanse boordschutter Harry A. Dolph en op 17 september 1944 de Amerikaanse staartschutter Jim Moulton. De KP-leden beschouwden de geallieerde piloten als welkome gasten. Vaak bleven zij enige tijd om de verzetsstrijders te instrueren over het gebruik van vuurwapens. Ook andere verzetsgroepen wilden gebruik maken van de wapenkennis van de piloten. Op een nacht meldde de Fries Tjitze Wallinga, lid van de zogenaamde 'wilde' groep van Heerenveen, zich bij het hol om twee piloten over te nemen. 'Wij geven die Amerikanen niet mee aan een wilde groep,' beslisten de Dieverders. Pas toen Wallinga was vertrokken, vroegen zij zich af hoe hij het hol had kunnen vinden. Het was immers alleen bekend bij leden van de ploegen van Diever, Meppel en Dwingelo en bij enkele dorpsgenoten. Later bleek dat de Fries verloofd was met de dochter van de postkantoorhouder in het dorp, die hem in vertrouwen had genomen. Enige tijd later, in de vroege ochtend van 25 oktober 1944, werd Wallinga in het Friese Oosterwolde door een patrouille van de Sicherheitsdienst gearresteerd met een vuurwapen op zak. In Crackstate te Heerenveen werd hij onderworpen aan een zwaar verhoor. Hoewel hij eerst weigerde namen te noemen, kon hij de druk die de SD op hem uitoefende niet trotseren. Hij noemde de namen van een aantal verzetsmensen en gaf ook de locatie van het onderduikershol in Diever prijs. In de vroege ochtend van 22 november 1944 verscheen 'Hauptsturmführer' Kronberger met circa tachtig man in Diever. Omdat het hierbij tevens om geallieerde piloten ging, had Kronberger ook de Feldgendarmerie en de Wehrmacht ingeschakeld. Er waren verschillende arrestatieploegen. Kronberger ging mee naar de woning van politieagent Temmingh, die hij als de best ingelichte en gevaarlijkste man beschouwde. Temmingh moest naar buiten komen, waar hij geconfronteerd werd met de surrogaat-burgemeester van Diever, die bevestigde dat dit de gezochte wachtmeester was. Vervolgens werd hij naar een personenauto gebracht waarin Wallinga zat, die eveneens bevestigde dat dit Temmingh was. De politieagent werd direct na zijn arrestatie de vraag gesteld: 'Waar is Ome Joop en waar is het hol?' Maar Temmingh weigerde te antwoorden en moest in een truck met trailer plaatsnemen. Op dat moment stopte er een personenauto, waaruit de onderluitenant A. Feenstra kwam, die in zijn woning te Dwingelo was opgepakt. Daarna reed de truck naar de Doldersumseweg, waaraan het onderduikershol gelegen was. Daar aangekomen werd een derde arrestant gedwongen in te stappen. Het was de huisarts Van Nooten uit Diever, tevens de districtscommandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Aan de Doldersumseweg moest Wallinga opnieuw bevestigen dat hij Temmingh kende. Het onderduikershol werd omsingeld door vijftig SD'ers. Temmingh moest onder bewaking van Kronberger en 'Hauptscharführer' Rozendahl te voet volgen. Dicht bij de hut stonden twee machinegeweren opgesteld. Rozendahl schoot met zijn stengun door het 'raam' van de hut en schreeuwde dat de inwoners zich moesten overgeven. Daarna begaf hij zich naar de ingang, waar een Duitse soldaat met hond stond opgesteld. Hij stuurde het dier de hut in en toen kwamen vier personen tevoorschijn: Hilbert Gunnink, Hermannus Vos, Roelof Eggink en Geert Gerhardus Koster. Intussen vond nog een aanhouding plaats. Nadat Thijs Eggink van de arrestaties in Diever had gehoord, ging hij meteen op weg naar de hut om de onderduikers te waarschuwen. De bezetter was hem echter voor en ook hij werd gearresteerd. Een aantal dagen later, op 27 november 1944, overviel de SD de boerderij van Jan Eggink. Diens vrouw had gehoord dat ze naar Diever kwamen en ging op weg om onderduikers te waarschuwen toen haar een auto voorbijreed die bij haar huis stopte. Eggink probeerde nog te vluchten, maar toen er op hem geschoten werd, gaf hij zich over. Vervolgens arresteerde de SD de opperwachter J. Dolfing uit Dwingelo en het hoofd van de school J. Koopman. Wachtmeester G. Dupon te Frederiksoord wist te ontkomen door in een schuilplaats te kruipen. Daarmee was de zaak Diever voor de bezetter tot een einde gekomen. Alle arrestanten werden naar Crackstate in Heerenveen gevoerd en via Amersfoort op transport gezet naar concentratiekampen in Duitsland. Het drama van Diever heeft tien mensen het leven gekost. Alleen politieman Temmingh heeft de oorlog overleefd. Na de overval van de Sicherheitsdienst op 22 november 1944 was er van het onderduikershol niet veel meer over. Door een handgranaat was de schuilplaats totaal vernield. Onthulling Na de bevrijding werd de Wigwam door de gemeenschap van oud-illegale werkers, afd. Diever weer zoveel mogelijk in oude staat teruggebracht. De wanden werden, zoals ook eerder, verstevigd met boomstammen. Ter nagedachtenis aan de slachtoffers werd bij de ingang van het hol een gedenksteen geplaatst. De plek trok veel bezoek van belangstellenden, waaronder ook schoolklassen uit de omgeving. Na een bezoek aan het hol op 5 mei 1952 door de hoogste klas van de openbare lagere school in Noordwolde, attendeerde het hoofd van deze school op de slechte toestand van het monument. Er gebeurde hierna blijkbaar niets, want in de vergadering van de gemeenteraad van Diever op 27 maart 1953 vestigde de heer Oosterhuis er de aandacht op dat het onderduikershol bijna helemaal was ingestort. De burgemeester antwoordde hierop dat er op dat moment voldoende geld (hfl. 1.000,-) was toegezegd voor het herstellen van het hol. Nadat de commissie van beheer van het onderduikershol de hut in goede staat had teruggebracht, werd het monument (voor beheer en onderhoud) overgedragen aan de gemeente. Beschadiging In juli 2011 werd het Onderduikershol voor de derde keer in drie jaar tijd beschadigd, het hekwerk en het informatiebord werden vernield.
- A. Wiglema (gedenksteen)
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 1908
- Verzet Nederland
- Geallieerde militairen
- Overig
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer