Kloosterhaar, 'Joods monument'
Het 'Joods monument' in Kloosterhaar (gemeente Hardenberg) is opgericht ter nagedachtenis aan de Joodse slachtoffers die te werk waren gesteld in werkkamp Kloosterhaar in de periode van 10 juli tot en met 3 oktober 1942. Vlakbij Kloosterhaar bevond zich een tweede kamp, namelijk werkkamp Balderhaar. In deze twee werkkampen samen zaten ruim 170 Groningse Joodse mannen die gedwongen in de ontginning van woeste grond werkten. Op 3 oktober 1942 werden ze in het kader van de gezinshereniging overgebracht naar het doorgangskamp Westerbork, waar hun vrouwen, kinderen en andere familieleden ook al naar toegebracht waren. Vervolgens werden ze op transport gesteld naar de concentratie- en vernietigingskampen in Oost-Europa. Aldaar werden de meesten omgebracht. De werkkampen in Nederland waren vaak al eerder opgericht tijdens de crisis van de jaren dertig om zo de werklozen van werk te voorzien. Deze kampen dienden later als voorportaal van de deportatie naar kamp Westerbork en vandaar naar de vernietigingskampen in het oosten van Europa. De werkkampen waren ook belangrijk om de Joodse mannen van hun gezin te isoleren. Het werkkamp Kloosterhaar stond aan de Groenendijk in het gelijknamige dorp. Het kamp had een capaciteit van 96 bedden en was sinds mei 1938 in gebruik. Kloosterhaar bestond uit twee lange woonbarakken, waarin twaalf wooneenheden, een kantine, een keuken met een woongelegenheid voor de kok/beheerder, een washok en een schillenhok. In april 1942 kreeg kok en beheerder G.J. Reusink opdracht het kamp te ontruimen en gereed te maken voor de komst van Joodse dwangarbeiders. Op 10 juli 1942 kwam de eerste groep uit de provincie en de stad Groningen op station Mariënberg aan. Van hieruit zijn ze met bussen naar Kloosterhaar vervoerd. Overlevende Peter Gerzon vertelde later: 'Toen bij ons de oproep kwam voor keuring en registratie voor de werkkampen in juli 1942 was de gedachte en mogelijkheid van onderduiken denk ik direct afgewezen. Hoofdzakelijk vanwege mijn grootouders. Mijn grootmoeder was al jaren geen gezonde vrouw. Ikzelf had toen mijn 17e verjaardag eind juni. De oproep was voor mannen in de leeftijdsgroep van 17 tot 55 jaar. Dus vader, broer en ik moesten op 10 juli 1942 op het station komen voor werk in de werkkampen. Zo kwamen wij in Kloosterhaar om landarbeid voor de Heidemaatschappij te doen. De kampopzichter was een NSB-man… De meeste van ons waren het werk niet gewend. Toch koesterden wij de gedachte: als we hier tot het einde van de oorlog kunnen blijven is het niet zo erg.' De groep Groningense mannen werd later aangevuld met een aantal Brabanders. In een brief aan huis schreef Louis Salomon de Jong: 'Wij moeten hard werken, dus jullie begrijpen wel.' Op de vroege ochtend van zaterdag 3 oktober 1942 moesten de mannen uit Kloosterhaar onder bewaking van Duitse soldaten van het kamp naar het NS-station in Bergentheim lopen. Daar troffen ze de bewoners van het nabijgelegen kamp Balderhaar, dat gelijktijdig was ontruimd. Hun bagage werd op een platte boerenwagen gepakt en nagebracht. Bij het station in Bergentheim hebben de mannen enige tijd moeten wachten op de trein die hen eerst naar Zwolle bracht. Daar vandaan werden ze doorgestuurd naar kamp Westerbork. J. Krammer vertelde in 1979 over de ontruiming: 'Alle mannen werden naar Westerbork overgebracht. De avond ervoor, vrijdag 2 oktober, een sabbatavond, waren Duitse soldaten al met bussen het kamp binnen gekomen. Om geen argwaan te wekken bij de kampbewoners, vertelden de soldaten dat ze er slechts nachtlogies zochten.' Enige maanden na het vertrek van de Joodse mannen werden er burgers uit de gehele kuststreek gehuisvest. Het waren gezinnen wiens woningen waren opgeëist om de aanleg van de Atlantikwall te kunnen uitvoeren. Enkele van deze gezinnen zijn na de oorlog in Kloosterhaar blijven wonen. Het werkkamp Kloosterhaar werd bij de aanleg van de Van Roijensweg in 1949 grotendeels ontmanteld. De kantine heeft nog jaren dienst gedaan als verenigingsgebouw. Dat was niet meer nodig toen in 1964 de oude basisschool werd verbouwd tot dorpshuis. Het terrein en de barak werd verkocht aan een familie, die op het perceel een kapperszaak en winkel is begonnen. Oprichting De oprichting van het monument kwam van het initiatief van Freddie Ekkel en W. Reinders. Onthulling Het monument is onthuld in 2005.
- Friesland College
- Oorlogsmonumenten
- monument
- 3403
- Vervolgden Nederland
- Overig
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer