Kan van brons uit de midden Romeinse tijd

Kan van bronsblik met wijde bolle onderzijde en smalle cylindrische nek, type Eggers 128. De kan is in zijn geheel gedreven (gehamerd) waarbij de bodem en het lichaam afzonderlijk van elkaar zijn gemaakt en later aan elkaar zijn gesoldeerd. Het massieve handvat is samen met de mond en tuit uit één stuk gegoten en daarna aan de kan bevestigd. Op het handvat zit bovenaan een scharnier voor het nu missende klapdeksel. Op de ronding van het handvat is een duimsteun in de vorm van een krul. De bevestigingsplaat onderaan heeft de vorm van een blad, met drie gaten en ingegraveerde versiering die deze vorm benadrukken. De kan is in de oudheid aan de onderzijde gerepareerd en verstevigd met een loden voetring. In de wand zijn eveneens enkele reparaties die in lood zijn uitgevoerd. Kalkaanslag (ketelsteen) aan de binnenzijde van de kan wijst erop dat de kan als waterkan of ketel is gebruikt. De kan komt uit de Waal bij IJzendoorn en dateert uit de midden-Romeinse tijd.