Stichting Liefdewerk van de H. Cunera (Cunerastichting) en Stichting Lidwina-huis, Leiden
Geschiedenis van het archief: Liefdewerk van de H. Cunera, later de Cunera-Stichting en Stichting Lidwinahuis Op 1 december 1856 richtte de bisschop van Haarlem een kerkelijke doch niet parochiële instelling van liefdadigheid op te Leiden. Hij deed dit op verzoek van de familie Vollebregt, die aan haar charitatief werk -namelijk het verschaffen van werk aan arme lieden en het met de opbrengst daarvan helpen van verwaarloosde kinderen- een officiële status wilde geven. De uitvoering ervan zou worden opgedragen aan een congregatie van vrouwelijke religieuzen. Het doel van de instelling was ´het verplegen en opvoeden van verwaarloosde kinderen van het vrouwelijk gelacht en het werk verschaffen aan behoeftigen´. De bisschop stelde de instelling onder de bescherming van de heilige Cunera, ´bepaaldelijk ook met het oogmerk dat de in het gesticht der instelling op te voeden meisjes uit het voorbeeld harer beschermheilige zullen leeren steeds werkzaam en met haren staat tevreden te zijn´. De congregatie die, een jaar later, de uitvoering van het werk op zich nam, was die van de Arme Zusters van het Goddelijke Kind uit Amsterdam. De instelling was aanvankelijk bekend als ´De Voorzienigheid´, de naam van het gesticht aan de Hoogewoerd waar het werk begon. In de loop van de twintigste eeuw raakte de benaming ´Liefdewerk van de H. Cunera´ in gebruik, de naam die is vastgelegd in de gewijzigde statuten van 1954. Het doel van de instelling werd in dat jaar als volgt omschreven: ´het verplegen en opvoeden van geesltelijk onvolwaardige kinderen en het oprichten en instandhouden van inrichtingen van onderwijs´.
- Stichting Lidwinahuis , 1854-1983
- Archieven Erfgoed Leiden en Omstreken
- archief
- NL-LdnRAL-0309
- armenzorg
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer