Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland, 1893-1958
Inleiding Dit archief omvat: a. het archief van de Rijkslandbouwleraar voor Zeeland, na 24-2-1920 met de titel van Rijkslandbouwconsulent, 1 maart 1893-24 okt. 1948 b. het archief van de Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool te Goes, 1 maart 1893-1 mei 1958 c. het archief van de Rijksconsulent voor de Onderwijsaangelegenheden voor Zeeland, 16 sept. 1949-1 mei 1958. Geschiedenis van de archiefvormende organen Ontstaan van de dienst en vestigingen en Ministeries waaronder de dienst ressorteerde Als gevolg van de aanbevelingen van de Staatscommissie van 1886 is in 1893 een Rijkslandbouwleraar voor Zeeland benoemd, welke tevens benoemd werd tot directeur van de toen te Goes gestichte Rijkslandbouwwinterschool. De eerste vestiging in 1893 was in het gebouw van de voormalige Bank van Lening aan de Singelstraat te Goes. In 1913 is een nieuw gebouw aan de Ravelijn de Groene Jager te Goes betrokken. Bij de oprichting van de dienst in 1893 ressorteerde deze onder de Afdeling Onderwijs van het Departement van Binnenlandse Zaken. In 1898 is bij dit departement een Afdeling Landbouw ingesteld, waarvan de dienst toen een onderdeel uitmaakte. Deze afdeling is in 1901 overgegaan naar het Departement van Waterstaat en Landbouw. In 1904 ging de Afdeling Landbouw over naar het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, waarna in 1906 de afdeling is omgezet in de Directie voor de Landbouw. Deze directie ging achtereenvolgens in 1923 over naar het Departement van Binnenlandse Zaken en Landbouw, in 1932 naar het Departement van Economische Zaken en Landbouw. Op 12 juni 1933 werd de naam van dit Departement gewijzigd in Departement van Economische Zaken. 2 september 1935 ging de betreffende directie wederom over naar het Departement van Landbouw en Visserij en op 15 juli 1937 weer naar het Departement van Economische Zaken. Op 8 mei 1940 tenslotte weer naar het Departement van Landbouw en Visserij, waarvan de naam op 31 mei 1944 weer gewijzigd werd in Departement van Handel, Nijverheid en Landbouw en in 1945 in Departement van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. Werkterrein van de diensthoofden De bemoeiingen van de Rijkslandbouwleraar strekken zich bij benoeming uit over het gehele terrein van de landbouw en de veeteelt, overeenkomstig de in ministeriële instructies omschreven taak. Voor de tuinbouwaangelegenheden is per 16 maart 1901 een Rijkstuinbouwleraar benoemd te Breda, met als ambtsgebied de provincie Zeeland en Westelijk Noord-Brabant. Voor de zuivelaangelegenheden is per 31 maart 1913 een Rijkszuivelconsulent benoemd te Middelburg, met als ambtsgebied de provincie Zeeland. Voor de inspectie op plantenziekten is per 19 mei 1916 een 1e controleur benoemd te Goes met als ambtsgebied de provincie Zeeland. De veeteeltaangelegenheden zijn in 1922 overgegaan aan de reeds fungerende Rijkszuivelconsulent, met als ambtsgebied de provincie Zeeland. Voor de cultuurtechnische aangelegenheden is per 1 september 1938 een Rijkscultuurconsulent benoemd te Breda, met als ambtsgebied de provincie Zeeland en Westelijk Noord-Brabant. Voor de grond- en pachtzaken is per 1 jan. 1943 een Rijksconsulent voor Grond- en Pachtzaken benoemd te Breda met als ambtsgebied de provincie Zeeland en Westelijk Noord-Brabant. De zaken betreffende de jacht- en wildschade werden bij de in werking treding van de Jachtwet 1954 (15.6.55) overgedragen aan de Buitendienstambtenaar van de Directie Faunabeheer te Goes. Voor de zaken betreffende het toezicht op het lager landbouwonderwijs is per 1 mei 1958 een inspecteur benoemd te Breda met als ambtsgebied de provincie Zeeland, het gedeelte beneden de Oosterschelde en Westelijk Noord-Brabant. De eilanden boven de Oosterschelde zijn gevoegd bij het ambtsgebied van de inspecteur te Alkmaar. Het onderwijs aan de Rijkslandbouwwinterschool is, ingevolge het reglement voor deze scholen, van een middelbaar karakter. Per 1 sept. 1957 is de benaming der school gewijzigd in Rijks Middelbare Landbouwschool. Bij de overdracht van de werkzaamheden verbonden aan het toezicht op het lager landbouwonderwijs en de opleiding van onderwijzers voor de akte L.O. Landbouwkunde van de Rijkslandbouwconsulent aan de Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool in 1947 is hiervoor een afzonderlijke functie gecreëerd, nl. die van Consulent voor het Landbouwonderwijs. Het ambtsgebied van deze consulent omvatte de provincie Zeeland. Functies en taak van de diensthoofden 1. Rijkslandbouwleraar/Rijkslandbouwconsulent. a. De advisering aan de Minister, de Commissaris der Koningin in Zeeland, alsmede aan de Burgemeesters van de gemeenten, die in het ambtsgebied gelegen zijn. b. Het uitvoeren van opdrachten, door of vanwege de Minister verstrekt. c. De voorlichting aan landbouwers. d. De organisatie van proefvelden. e. Het toezicht op het lager landbouwonderwijs. f. De opleiding van onderwijzers voor de akte Landbouwkunde L.O. g. Het jaarlijks indienen van een verslag van de landbouw op technisch en economisch gebied. Voorts de volgende speciale taken: h. Het verlenen van medewerking aan de inspecties der Phytopathologische Dienst 1901-1916. i. Secretariaten van commissies i.v.m. de bodemproduktie en voedselvoorziening gedurende de mobilisatie 1914-1918. j. Het toezicht op werken uitgevoerd in werkverschaffing 1920-1935. k. Voorzitter van de Wildschadecommissie (tevens administratie) 1922-1955. l. De uitvoering van de sociaal-economische steunverlening (DKB-steun) 1935-1942. m. Produktiecommissaris voor de landbouw 1939-1947. n. Secretariaat van de advies-commissie inundatie polder Kruiningen 1939-1944. 2. Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool. Het directoraat van de school. 3. Rijksconsulent voor het landbouwonderwijs. Het toezicht op het lager landbouwonderwijs en de opleiding van onderwijzers voor de akte L.O. Landbouwkunde. Hoofden van dienst, titel, ambtsgebied, diensttijd en verdeling der taken I.G.J. Kakebeeke Rijkslandbouwleraar voor Zeeland, tevens Directeur der Rijkslandbouwwinterschool te Goes van 1 maart 1893-31 jan. 1916. Benoemd tot Inspecteur van Landbouw te 's-Gravenhage met ingang van 1 febr. 1916. Hij was belast met de taken 1a-1g en 1h, 1i en 2. C.G.P. Stevens Rijkslandbouwleraar voor Zeeland, na 24 febr. 1920 met de titel van Rijkslandbouwconsulent, tevens Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool te Goes. Van 1 febr. 1916-28 febr. 1935. Benoemd tot Inspecteur van de Landbouw met ingang van 1 maart 1935. Hij was belast met de taken 1a-1g; 1h-1k en 2. Van 1 april 1935-15 sept. 1935, was Ir.A.Ovinghe waarnemend Rijkslandbouwconsulent. Ir. C.J. Droogendijk Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland, tevens Directeur der Rijkslandbouwwinterschool te Goes. Van 16 sept. 1935-24 okt. 1948. Hij was belast met de taken 1a-1g; 1k-1n, 2 en 3. Gelijktijdig met Ir. C.J. Droogendijk werd er een Bedrijfsconsulent benoemd, welke functionaris belast was met de bedrijfseconomische voorlichting. Ir. A. Ovinghe Bedrijfsconsulent voor Zeeland te Goes. Van 16 sept. 1935-31 maart 1937- Toen werden oe Bedrijfsconsulent schappen opgeheven. Hij was belast met bedrijfseconomische deel van de taken 1a-1e en 1l. Na het opheffen van de bedrijfsconsulentscnappen werd Ir. A. Ovinghe Rijkslandbouwconoulent voor een gedeelte van Zeeland, t.w. Duiveland; Tholen; St. Philipsland; Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen. Van 1 april 1937-28 febr. 1939. Hij was belast met de taken 1a-1d; 1g en 1b voor zijn ambtsgebied. Ir. C.J. Droogendijk behield in de periode van 1 april 1937-28 febr. 1939 het overige deel van Zeeland als ambtsgebied en voor geheel Zeeland de taken 1e; 1f; 1k alsmede taak 2. Na het vertrek van Ir. A. Ovinghe en tijdens de ambtsperiode van Ir. C.J. Droogendijk deden zich verschillende wijzigingen voor in taak en ambtsgebied, welke achtereenvolgens zullen worden vermeld. Met ingang van 1 maart 1939 werd Ir. C. J. Droogendijk Rijkslandbouwconsulent voor geheel Zeeland. Met ingang van 15 juli 1944 is L.van Dijk benoemd tot Rijkslandbouwconsulent voor Zeeuws-Vlaanderen te Schoondijke. Hij was belast met de taken 1a-ld; 1f-1g en 11 voor zijn ambtsgebied. Tevens werd te Schoondijke een Rijkslandbouwwinterschool gesticht. Met ingang van 15 juli 1944 zijn de eilanden Schouwen en Duiveland, Tholen en St.Philipsland gevoegd bij het ambtsgebied van de Rijkslandbouwconsulent te Middelharnis, Dr.Ir.C.W.C. van Beekom. Hij was belast met de taken 1a-1d; 1g en 1l. Ir. C.J. Droogendijk behield bij de twee laatstgenoemde wijzigingen het overige deel van Zeeland als ambtsgebied en bleef voor geheel Zeeland belast met de taken 1e; 1f en 1n, alsmede taak 2. Met ingang van 1 maart 1947 zijn de taken 1 en 2 gesplitst. De situatie werd toen als volgt. Dr.Ir. C.W.C. van Beekom is benoemd tot Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland te Kruiningen, behoudens Zeeuws-Vlaanderen. Hij werd belast met de taken 1a-1d; 1k-1m. Ir. C.J. Droogendijk bleef met behoud van de titel van Rijkslandbouwconsulent belast met de taken 1e en 1f en 2. Deze laatste taakoverdracht werd bij Ministeriële Beschikking van 18 okt. 1948 landelijk geregeld, waarbij de titel van Rijksconsulent voor het Landbouwonderwijs is ingevoerd taak 3 (voorheen taken 1e en 1f). Van 25 okt. 1948-16 sept. 1949 was J. Eversdijk leraar aan de Rijkslandbouwwinterschool waarnemend directeur. Ir. J. Versteeg Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool, tevens met de titel van Rijksconsulent voor het Landbouwonderwijs. Vanaf 16 sept. 1949. Hij werd belast met de taken 2 en 3. Tijdens de ambtsperiode van Ir. J. Versteeg deden zich de volgende wijzigingen voor in taak en ambtsgebied. Met ingang van 1 aug, 1950 is de taak 2 voorzover betreft Zeeuws-Vlaanderen overgedragen aan de heer L. van Dijk te Schoondijke. Met ingang van 1 sept. 1957 is de naam van de Rijkslandbouwwinterschool gewijzigd in Rijks Middelbare Landbouwschool, het karakter van het onderwijs is hierbij niet gewijzigd. Met ingang van 1 mei 1958 zijn de taken 2 en 3 gesplitst. Voor taak 3 zijn Inspecteurs voor Landbouwonderwijs benoemd, die belast werden met het toezicht op het lager en middelbaar landbouwonderwijs ; de opleiding voor de akte L.O. Landbouwkunde bleef een taak van de Directeur van de Rijks Middelbare Landbouwschool. Ir. E.C.F. Bollen te Helmond werd Inspecteur voor het landbouwonderwijs met als ambtsgebied de provincie Zeeland met uitzondering van de eilanden boven de Ooster-Schelde en Westelijk Noord-Brabant. I.J. Schroevers te Alkmaar kreeg de eilanden boven de Ooster-Schelde bij zijn ambtsgebied gevoegd. Geschiedenis van de archieven Dit archief vangt aan met de benoeming van de eerste Rijkslandbouwleraar voor Zeeland tevens Directeur der Rijkslandbouwwinterschool te Goes in 1893. De afsluiting hangt samen met de afsplitsing van taken. Bij de overdracht van taak 1j aan de Inspecteur voor de Werkschaffing te Middelburg in 1935, is het archief betreffende deze zaken aan hem overgedragen. Bij de splitsing der taken 1 en 2, respectievelijk Rijkslandbouwconsulent en Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool in 1947 zijn de stukken van Serie C (proefvelden) (taak 1d) vanaf 1945 en de stukken van Serie L (premieverlening kleine boeren) (taak 1l) vanaf 1945, overgedragen aan de Rijkslandbouwconsulent te Kruiningen. Bij de overdracht van het toezicht op het lager landbouwonderwijs in Zeeuws-Vlaanderen aan de Directeur van de Rijkslandbouwwinterschool te Schoondijke in 1952 (taak 3) zijn de stukken van Serie Da vanaf 1952 (Toezicht op de landbouwcursussen) en de stukken van Serie Df vanaf 1946 (toezicht op lagere landbouwscholen) voorzover betrekking hebbende op Zeeuws-Vlaanderen, overgedragen. Bij de splitsing van de taken 2 en 3 respectievelijk Directeur van de Middelbare Landbouwschool en Consulent voor het Landbouwonderwijs in 1958 (taak 3) zijn aan de toen benoemde Inspecteurs voor het Landbouwonderwijs overgedragen de stukken van Serie Da (toezicht op de landbouwcursussen) van het cursusjaar 1957-1958 en de stukken van Serie Df (toezicht op de lagere landbouwscholen) vanaf 1956, aan ieder van de inspecteurs voor zijn ambtsgebied. Vernietigd zijn: Het archief van de Wildschadecommissie (taak 1k). Proces-verbaal 9 jan. 1957. In deze vernietiging zijn ook betrokken de stukken van na 1947, het jaar van de splitsing der taken 1 en 2. Van het gehele archief, de stukken vermeld in procesverbaal van 25 juni 1962. De bij verschillende series ontbrekende stukken of jaargangen, welke gezien de formatie van het archief aanwezig zouden moeten zijn, zullen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan zijn. Het gebouw is gedurende deze tijd voor militaire doeleinden gevorderd geweest. Bij weder ingebruikneming werd het archief in volkomen chaotische toestand aangetroffen, waaraan tot de inventarisatie niets veranderd was. Bij processen verbaal van 30 mei 1962 is het archief door de Rijksarchivaris in Zeeland te Middelburg overgenomen van de beheerders, de Directeur van de Rijks Middelbare Landbouwschool de Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland beide te Goes en de Inspecteur voor het Landbouwonderwijs te Breda. De in hoofdstuk IV van deze inventaris vermelde Serie D en P is afkomstig van de Inspecteur van het Landbouwonderwijs te Breda. De serie I is afkomstig van de Directeur van de Rijks Middelbare Landbouwschool te Goes. De overige series zijn afkomstig van de Rijkslandbouwconsulent te Goes. Ten behoeve van het Rijksarchief zijn de verschillende onderdelen van het archief van één doorlopend nummer voorzien. De archiefdelen die nog niet zijn overgenomen door het Rijksarchief, maar behoren tot het tijdvak waarover de inventaris zich uitstrekt, zijn daarin vermeld, de nummers zijn vrijgelaten. Bij de Rijks Middelbare Landbouwschool te Goes: Serie Fn cursus 1950, Fo en Fp; Serie Ic t/m Ie. Bij de Rijkslandbouwconsulent te Goes (het Rijkslandbouwconsulentschap is na de Watersnood van febr. 1953 overgeplaatst van Kruiningen naar Goes): Serie Eo. Verantwoording van de bewerking Het archief aanwezig in het gebouw van de Rijksmiddelbare Landbouwschool Ravelijn de Groene Jager 8 te Goes, is door de Buitendienstambtenaar van de Centrale Afdeling Post- en Archiefzaken van het Ministerie van Landbouw en Visserij ter plaatse voorlopig geïnventariseerd. De bestaande series zijn hierbij in volgorde van de datum van hun ontstaan geplaatst. In overleg met de Rijksarchivaris voor Zeeland te Middelburg is het archief in de Rijksarchiefbewaarplaats te Middelburg gedeponeerd. Met advies van de Rijksarchivaris is aldaar door eerdergenoemde Buitendienstambtenaar: a. een vernietiging voorbereid b. een inventaris vervaardigd en een zaaksgewijs overzicht van het archief c. een toelichting op de inventaris gemaakt betreffende de aard en het verloop van de dienst. Tijdens deze werkzaamheden zijn in enkele gevallen de benamingen der series nader omschreven en meer in over eenstemming gebracht met de taakstelling, b.v. "Onderwijs" is gewijzigd in "Toezicht ojp het lager Landbouwonderwijs". Eveneens zijn enkele series gegroepeerd tot één serie, nl. die welke betrekking hebben op de mobilisatie 1914-1918 en de oorlog 1939-1945. Aanwijzingen voor de onderzoeker Bij verwijzing naar dit archief zou bij voorkeur de volgende bronvermelding gebruikt moeten worden: Zeeuws Archief (ZA), archief Rijkslandbouwconsulent voor Zeeland, inv.nr(s) ..., daarna verkort als: ZA, Rijkslandbouwcons. Zld., inv.nr(s) ...
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 18.1
- Landbouw, Veeteelt en Visserij
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer