Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Westerenban van Schouwenpolder, 1610-1958 (1959)

1610 - 1959

Inleiding De Westerenban van de Duinen, zoals dit gebied vanouds werd aangeduid, is geen polder in de zin van een door kunstwerken tegen omringend water beveiligd stuk land. De natuurlijke gesteldheid maakte bedijking overbodig, wat een afwijkende bestuursvorm voor waterstaatszaken ten gevolge had: was sinds 1328 in Zeeland be-Oosten Schelde over het algemeen het ambachtsbestuur van het dijksbestuur gescheiden A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, 's-Gravenhage, 1905, blz. 442. , hier behartigde het ambachtsbestuur ook de in omvang geringe polderbelangen A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, 's-Gravenhage, 1905, blz. 577. . De Schouwse duinen behoorden grotendeels aan de Grafelijkheid met uitzondering van de baanderheerlijkheid Haamstede A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, 's-Gravenhage, 1905, blz. 569. . Als zeewering werden de duinen in de middeleeuwen niet onderhouden, hoewel voor het behoud van de wildernis als jachtgebied wel werd zorggedragen. In de loop der eeuwen vond dan ook afname aan de zeezijde en verstuiving van vruchtbare landerijen plaats A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, 's-Gravenhage, 1905, blz. 571. Zie ook inv.nr. 33: bijlagen bij het veldboek. . Pas in de 16e eeuw kreeg men aandacht voor het duinonderhoud, dat op Schouwen geregeld werd bij Ordonnantie van Karel V van 20 augustus 1533. Het toezicht werd opgedragen aan de Rentmeester beOosten Schelde en de Opperdijkgraaf van Schouwen. De helmpoting werd aanbesteed door deze ambtsdragers ten overstaan van twee gecommitteerde heemraden en gemachtigden van schepenen van Oosteren- en Westerenban en bekostigd uit belastingvrijdom plus bijdragen van de omliggende dorpen Haamstede, Burgh, Westenschouwen en Renesse A.A. Beekman, Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795, 's-Gravenhage, 1905, blz. 576. . Het jaar daarop werd door de ambachtsheren van Renesse en Haamstede een gezamenlijke regeling ("Voorboden, Ordonnantiën en Statuten") voor het bestuur van de bannen getroffen, waarvan als bijzonderheid gold de mogelijkheid van beroep bij schepenen van de andere ban dan die het aanvankelijke vonnis wezen Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden; vervolgende de beschrijving van Zeeland, II, Amsterdam, 1753, blz. 459. . In het gerecht Westerenban van de Duinen benoemde de ambachtsheer van Haamstede de dijkgraaf en de twee gezworenen, die tevens tot het college van schepenen behoorden. Alle landerijen in de polder waren leenroerig, waarvoor 7 1/2 groten per gemet moest worden betaald. Bovendien drukte op sommige landerijen een last van twee gulden per gemet als suatievergoeding aan Burgh-en-Westland, op de andere twee schellingen per gemet. De Zoute Hayman was hiervan vrijgesteld wegens betalingen aan de dijkage van Schouwen A.J.F. Fokker, Schouwen voor 1600, Zierikzee, 1909, blz. 86-99. Zie ook inv.nr. 33: bijlagen bij het veldboek. . Voor een klein gedeelte sueerde de Westerenban op het Palingsgat, dat echter in de loop van de 17e eeuw onbruikbaar werd door overstuiving. Sindsdien waterde dit gedeelte via de Oosterenban op Schouwen zonder enige vergoeding, daar Schouwen geacht werd voordeel te hebben van de duinen als zeewering en als zoetwaterleverancier A.J.F. Fokker, Schouwen voor 1600, Zierikzee, 1909, blz. 120-123. . Vanaf 1908 is deze afwatering verbeterd, onder meer door delving van waterleidingen en plaatsing van een watermolen, hetgeen leidde tot een langdurig proces met Schouwen met als uitkomst beperkte betaling van suatiepenningen Inv.nr. 3: notulen vanaf 1919, vooral notulen vergadering 14-5-1923 en 15-5-1925. Een watermolenaar was in dienst tot 1924 (zie inv.nr. 31). . Na de tweede wereldoorlog deed het omgekeerde probleem zich voor: teveel water werd aan de Westerenban onttrokken, onder andere ten behoeve van de drinkwatervoorziening. In 1951 werd besloten tot het stichten van onderbemaling om de laagstgelegen gronden te ontlasten, doch tevens het water binnen de Westerenban te houden Inv.nr. 4. Zie ook inv.nr. 81. . Waar het polderbestuur slechts inwendige belangen diende naast betrekkelijk geringe - een tiende van de kosten M. H. Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken, Middelburg, 1964, II, blz. 60 e.v. -verantwoordelijkheid voor duinonderhoud, behoeft het niet te verwonderen dat men na verloop van tijd niet eens wist van het bestaan van een polderbestuur Zie inv.nr. 28. . In 1834 bleken er voorzieningen tegen dreigende doorbraak bij het scheid tussen Westeren-en Oosterenban (het voormalig Palingsgat) getroffen te moeten worden en in een rapport aan de Gouverneur werd gewag gemaakt van "schijnbaar" bestaande Bandirectiën, waarvan het dijkgraafschap werd uitgeoefend door de plaatselijke burgemeesters. Na onderzoek werd vastgesteld, dat - hoewel het duinonderhoud sinds 1822 aan de Centrale Directie van Schouwen was opgedragen - de Bannen niet ontheven waren van hun verplichting tot bijdragen en dat benoemingen door de ambachtsheer voortaan door Gedeputeerde Staten dienden te worden goedgekeurd. Na de vrijverklaring van Schouwen werd nagelaten het duinonderhoud te regelen, wat betekende dat slechts het minimale werd gedaan door de Westerenban. Sinds 1930 wordt de zeereep van staatswege onderhouden, terwijl het konijnenbestand in toom gehouden wordt door jachtvergunningen aan particulieren Wilderom, blz. 63. . In 1958 was deze polder c. 1175 ha. groot. Het archief In de vooroorloogse inventarissen Zie inv.nr. 93. worden twee bestanddelen genoemd, die zich nu niet meer in dit archief bevinden. Het betreft het "Register van het Bestuur van den Westeren Ban van 1658-1679" en idem van 1680, waarvan het laatste kennelijk in een later stadium (blijkens groene potloodkruisjes) is gaan ontbreken. Het eerstgenoemde deel - ook omschreven als "Rol van schout en schepenen van de Westerenban" en "schepenaktenboek van het gerecht en de weeskamer van de Westerenban van den Duyne onder Haamstede" Zie Agenda Gemeentearchivaris van Zierikzee 1966/62; V.R.O.A. tweede serie XXXIX, blz. 83. - is in 1966 aan het Rijksarchief in Zeeland overgedragen als behorend bij de daar reeds aanwezige registers van dit gerecht L. W. A. M. Lasonder, De Archieven van de rechtbanken, weeskamers en notarissen, die over het tegenwoordige grondgebied der provincie Zeeland gefungeerd hebben. De Zeeuwsche eilanden 1456-1811 (1852), 's-Gravenhage, 1914, blz. 539. . Inderdaad betreft het hier administratie van een plaatselijk bestuur, mede belast met waterstaatszaken, in het geheel van ondergeschikt belang. Dit gerecht is in 1679 samengevoegd met dat van Haamstede Zie noot 16 en in het onder nr. 5143a van die inventaris bewaarde overgedragen register. . Van het sindsdien optredende polderbestuur zijn slechts stukken betreffende belastbaarheid van de landerijen voorhanden, vermoedelijk de enige zaak van belang in verband met overstuiving en dus vermindering van belastbaarheid Zie inv.nr. 32, 33 en 35. . Het archief is goed bewaard gebleven zonder opmerkelijke lacunes en beslaat c. 3 meter.

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3328
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards