Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Deurloopolder, 1697-1959

1697 - 1959

Inleiding Na de bedijking van de 1500-Gemetenpolder ontstonden spoedig langs de zuidelijke dijk daarvan uitgestrekte gorzen, waaruit later drie polders werden gevormd. Het eerst werd daarvan de Deurloopolder ingedijkt, welke bedijking een zeer bewogen geschiedenis tegemoet ging. Op 3 februari 1373 werden de gorzen door de ambachtsheer van Tholen, Jan van Chatillon, ter bedijking uitgegeven tegen 1/5 van de grond (vroonen) en de opbrengst van vrucht- en lammertienden. Het jaar van de indijking is niet met zekerheid bekend, doch zou dit spoedig na uitgifte geschied zijn, dan is het waarschijnlijk, dat de nieuwe polder al in 1374 door de Valentijnsvloed en in 1375 door de 5e Marcellusvloed grote schade heeft opgelopen. Gedurende lange tijd daarna is omtrent de lotgevallen van de Deurloopolder weinig of niets bekend. Zo is het niet zeker of doorbraken al of niet plaatsvonden door de stormvloeden in 1425, 1509 en 1511. Wel moet in 1530 de polder zijn ondergelopen. Verder staat ook wel vast dat in 1532, 1551 en 1570 de Deurloopolder onder water is komen te staan, zonder dat evenwel daaromtrent nadere bijzonderheden vermeld worden; behalve dan dat in laatstgenoemd jaar de zeedijk zo zwaar beschadigd was, dat de ingelanden wilden afzien van herstel. De bemoeienis van Koning Philips II bracht hen er evenwel toe toch tot herbedijking over te gaan, o.a. door toe te staan dat ook de vroonlanden verplicht werden in de kosten bij te dragen. Een ongunstige bijkomstigheid van de stormvloed in 1570 was nog, dat de tegen de Deurloopolder in 1403 aangedijkte polder Broodeloos eveneens ten onder ging en wel voor goed. Deurloo was daardoor buitenpolder geworden en bovendien verlegde zich de stroom daarna dusdanig, dat een geul ontstond kort onder de zeedijk, zulks als gevolg van het prijsgeven van het gebied van de voorpolder. Een nieuwe ramp volgde op 21 september 1671. De storm sloeg toen zware gaten in de zeedijk en geruime tijd lag de polder, zoals dat heet "met de zee gemeen". De herbedijking vergde een bedrag van 817 Vlaamse ponden en ging met veel vertraging gepaard. Uit een en ander vloeide noodgedwongen een verhoging van het dijkgeschot met £ 3.-. Vl. per gemet voort. Nog fataler was voor de Deurloopolder de stormvloed van 26 januari 1682. Wederom vloeide de polder in en nu besloten de ingelanden deze geheel prijs te geven. Evenwel verstrekten de Staten van Zeeland belangrijke tegemoetkomingen en werd ook door de ingelanden der aangrenzende polders sterk aangedrongen op herbedijking. Vier jaar lang bleef de polder drijvende en eerst in 1686 werd een nieuwe dijk opgeworpen, ca. 150 meter landinwaarts van de voormalige zeedijk. Dit geschiedde voor rekening van de ingelanden van de 1500-Gemetenpolder, die derhalve toen bezitters van de Deurloopolder waren geworden, doch reeds in het volgend jaar tot verkoop overgingen. Nadat aldus ca. 10 ha van de polder verloren was gegaan, meende men met vrijstelling van Statenlasten voor een tijd van 30 jaren, afstand der tiend heffers van hun rechten en een betere beveiliging tegen de zee, de toekomst wat hoopvoller tegemoet te kunnen zien. Niettemin overstroomde de polder opnieuw in 1690, welke inundatie door herbedijking werd gevolgd. Uit wat Hollestelle ervan zegt, blijkt dat aanvankelijk de ingelanden van de Deurloopolder ook mede het onderhoud van de zeedijk van de ten zuiden liggende Razernijpolder op zich hadden genomen, daar deze kleine polder dit uit de te heffen lasten onmogelijk zelf kon doen. In 1687 werd echter bedongen, dat daarin niet meer zou worden bijgedragen, daar de Deurloopolder zelf op het eind der 17e eeuw belangrijke bedragen voor onderhoud en verbetering van de eigen zeewering behoefde. Ondanks die inspanningen vloeide de polder op 3 maart 1715 andermaal in, als gevolg van overvloeiing en dijkdoorbraak. Er werd toen besloten de zeedijk met 1,20 meter te verhogen en de vrijstelling van de Statenlasten werd nog eens met 14 jaar verlengd, zulks ter tegemoetkoming in de hoge kosten van herstel. Gedurende een vrij lange periode kwam er enige rust in het bestaan van de zo dikwijls beproefde polder, doch op het eind van de 18e eeuw waren de lasten van het onderhoud nog steeds zeer zwaar. Het aangaan van leningen en het verkrijgen van subsidies zijn daarvan de bewijzen. De periode van omstreeks 1703 tot 1790 wordt daardoor duidelijk gekenmerkt. Aan de rampspoed was echter niet voorgoed een einde gekomen, want in januari 1808 brak de zeedijk op vijf plaatsen door en kwam de polder tot een diepte van 3,60 meter onder water te staan. Hetzelfde lot ondergingen de aanliggende polders Razernij en Vrouw Belia. Ook in januari 1809 werd veel schade geleden toen ijs en zeewater over de dijk de polder werden ingestuwd. Een volgende overstroming vond plaats in februari 1825, toen de dijk op twee plaatsen bezweek. De gaten waren evenwel van geringe omvang, zodat men de polder binnen enkele dagen weer droog wist te krijgen. De zeewering moest echter opnieuw worden verbeterd. Deze laatste inundatie was de laatste in een lange reeks van rampen, welke de Deurloopolder sedert de 16e eeuw heeft getroffen. Minstens 8 maal ging Deurloo ten onder in een tijdsbestek van drie eeuwen. De stormvloeden van 1906 en 1953 lieten de polder praktisch ongemoeid. Door al de hiervoren opgesomde gebeurtenissen was de Deurloopolder gedurende lange tijd calamiteus tot ze in 1872 vrij verklaard werd. Vanaf dat jaar werd het bestuur gevormd door een dijkgraaf en twee gezworenen, hetgeen zo bleef tot 1959, het jaar van de polderconcentratie op het eiland Tholen. De polder kwam enkele jaren na zijn ontstaan onder het beheer van de vrije polders onder Tholen. Nadat de polder zonder bijzondere bijdragen niet meer kon voortbestaan, verkreeg deze een eigen bestuur, dat in verband met de vermelde calamiteus-verklaring onder toezicht van Rijkswaterstaat kwam te staan. De suatie van de Deurloopolder geschiedde sedert de herbedijking in 1686 via een in de nieuwe dijk gebouwde zeesluis. Voor die tijd vond de afwatering waarschijnlijk plaats op de 1500-Gemetenpolder. Na de bouw van de sluis werd voor de Razernijpolder kosteloze uitwatering via de Deurloopolder bedongen. De huidige suatie vindt plaats via de 1500-Gemetenpolder op het gemaal "De Eendracht" bij Tholen. Lit. A. Hollestelle-Geschied- en waterstaatkundige beschrijving van de waterschappen en polders in het eiland Tholen, 1919, blz. 488-505. M.H. Wilderom-Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel II, 1964, blz. 119, 198.

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3411
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
WO2NETMinisterie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards