Bij de Wapendropping op de Keuenklep, op 2 maart 1945 en in de nacht van 8 op 9 maart, voorzagen de geallieerden het Nederlandse verzet van wapens, munitie en explosieven. De eerste dropping op de Keuenklep was op vrijdag 2 maart, maar bij de ontvangen goederen ontbraken twee radiopakketten, waardoor een van de agenten zijn taak als marconist niet kon uitvoeren en er een tweede dropping plaatsvond. Een Nederlandse landwachter die het verdacht vond dat nogal wat mannen die avond van 8 maart in dezelfde richting fietsten, alarmeerde de Duitsers, een groot aantal verzetsmensen werd opgepakt, één verzetsman werd op de vlucht neergeschoten en als vergeldingsactie werden 16 verzetsmensen gefusilleerd in Loosdrecht en Amersfoort.