Bekendmakingen onder de loep: informatieverspreiding in de Tweede Wereldoorlog
De Duitse autoriteiten maken op 29 april 1943 bekend dat voormalige Nederlandse militairen opnieuw in krijgsgevangenschap moeten. Een spontane staking verspreidt zich door het hele land: de April-meistakingen. Het Politiestandrecht zorgt ervoor dat stakers en iedereen die de openbare orde verstoort een doodvonnis van het Polizei-Standgerichte kan krijgen. Dit doodvonnis wordt onmiddellijk via een decreet op de zogeheten ‘bekendmakingen’ bekendgemaakt. De tijdspanne tussen de arrestatie, het vonnis, de voltrekking van het vonnis en de bekendmaking beslaat tijdens deze stakingsdagen slechts een paar uur. Dit overkomt de Amsterdamse chauffeur Hendrikus Hendrik van der Meer.
Illegale pamfletten
Op 6 mei 1943 loopt Gerben Wagenaar, een vertrouwensman van de illegale CPN, in Amsterdam op straat langs een aanplakbiljet dat de aandacht trekt. Eerder heeft hij illegale pamfletten aan Hendrikus van der Meer, roepnaam Henk, overhandigd. Nu leest Gerben dat Henk is doodgeschoten.
Wat is er precies gebeurd op die dag? ’s Ochtends vroeg rond 6 uur gooit Henk pamfletten in de brievenbussen van de huizen aan de Albert Cuypstraat in Amsterdam. Hij wordt staande gehouden door twee Nederlandse agenten die na fouillering honderd pamfletten vinden. De geschriften roepen Amsterdammers op om te staken tegen de Duitse bezetter. Henk is gearresteerd door de Amsterdamse politieagent Pohlman en naar het politiebureau aan de Stadhouderskade gebracht. Daarna wordt Henk overgedragen aan de Sicherheitsdienst, wiens hoofdkwartier in een voormalige school aan de beruchte Euterpestraat 99, de huidige Gerrit van der Veenstraat, is gevestigd. Nog dezelfde dag krijgt Henk de kogel. Zijn dood is direct op een bekendmaking bekendgemaakt. Hij wordt slechts 32 jaar.
Hendrikus Hendrik van der Meer (Amsterdam, 16 februari 1911 – Den Haag, 6 mei 1943) was chauffeur en verzetsstrijder in Amsterdam, lid van de illegale CPN en slachtoffer van de April-meistakingen. Van der Meer werd op 6 mei 1943 gearresteerd in Amsterdam vanwege het uitdelen van pamfletten waarin werd opgeroepen om te staken tegen de Duitse bezetter. Hij werd op dezelfde dag gefusilleerd door de SD. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Hendrikus Hendrik van der MeerHet Politiestandrecht werd afgekondigd door Rauter op 30 april (voor Overijssel, Limburg, Noord-Holland en Gelderland) en op 1 mei 1943 voor het hele land, naar aanleiding van het uitbreken van de April-meistakingen. Iedereen die de openbare orde verstoorde werd standrechtelijk veroordeeld. SS en politie schoten zonder waarschuwing bij samenscholingen van meer dan vijf personen. Iedereen moest tussen acht uur ’s-avonds en zes uur ’s-ochtends binnen zijn. Het politiestandrecht werd opgeheven op 15 mei 1943.
Meer over Afkondiging PolitiestandrechtBekendmakingen
De papieren aanplakbiljetten gaan lang niet allemaal over doodvonnissen en represaillemaatregelen vanuit de Duitse autoriteiten. Bekendmakingen gaan over allerlei thema’s die onder te verdelen zijn in onder andere de overkoepelende thema’s: evacuaties, Jodenvervolging, luchtbescherming, inbeslagneming, voedselvoorziening, tewerkstelling, represailles en vrijheidsbeperkingen.
Om gebeurtenissen uit de mobilisatieperiode, de Tweede Wereldoorlog en de nasleep aan elkaar te koppelen kan nu de bron ‘bekendmaking’ op de aanplakbiljetten worden gebruikt als verbindende factor. Op de website Oorlogsbronnen.nl zijn bekendmakingen nu gekoppeld aan de gebeurtenissen vooraf en achteraf, de personen die genoemd worden op de bekendmakingen en datering. Zo kunnen verhaal- en tijdlijnen worden uitgebreid met meer bronnen en gekoppeld aan elkaar.
Anti-Joodse maatregelen zijn maatregelen die tijdens het naziregime tegen de Joden werden ingesteld: o.a. ontneming staatsburgerschap; niet mogen bekleden van openbare ambten; uitsluiting van Joden voor onderwijs en banen; verlies van stemrecht, verbod op huwelijken en seksuele contacten tussen Joden en niet-Joden; in beslag name Joodse bezittingen, verplichte dracht van de Jodenster.
Meer over Anti-joodse maatregelen116 doodvonnissen
Henk van der Meer is niet de enige die het slachtoffer is geworden van het standrechtelijk fusilleren van anti-Duits gezinde personen. De April-meistakingen zijn door de hoogste SS-baas Hanns Albin Rauter hard neergeslagen door middel van massale arrestaties en doodvonnissen. Er vallen naar schatting 175 dodelijke slachtoffers. Van de 116 doodvonnissen worden er 80 daadwerkelijk voltrokken. De resterende slachtoffers zijn zonder proces doodgeschoten op straat, bijvoorbeeld vanwege samenscholing. Ook worden gearresteerde mensen gedeporteerd naar concentratiekampen.
Via bekendmakingen in kranten en op aanplakbiljetten worden de voltrokken doodvonnissen bekendgemaakt, ze zijn ondertekend door Rauter. Op de bekendmakingen staan vaak de namen van de slachtoffers vermeld, soms ook met toevoeging van hun geboortedatum en -plaats, beroep en woonplaats. Andere bekendmakingen met doodvonnissen zijn overduidelijk vanuit Duits perspectief uitgevaardigd: er wordt alleen melding gemaakt van het doodschieten van ‘terroristen en saboteurs’ als represaille voor bijvoorbeeld een aanslag op een Duitse functionaris. Het is voor nabestaanden verboden om overlijdensadvertenties te plaatsen.
Johann Baptist Albin (Hanns Albin) Rauter (Klagenfurt, 4 februari 1895 – Scheveningen, 25 maart 1949) was een Oostenrijkse SS'er en in Nederland de hoogste vertegenwoordiger van de SS. Als zodanig was Rauter hoofdverantwoordelijke voor vervolging en onderdrukking van het verzet en medeverantwoordelijke voor de deportatie van Joden. Nadat hij in maart 1945 werd neergeschoten lieten de Duitse autoriteiten circa 300 mensen executeren. Na de oorlog werd Rauter geëxecuteerd. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Hanns Albin RauterVandalisme
Nadat de aanplakbiljetten ‘s nachts zijn afgescheurd door anti-Duits gezinde mensen, verbiedt Rauter de Nederlandse bevolking om de bekendmakingen af te scheuren. Burgemeesters en de plaatselijke politie worden hiervoor aansprakelijk gesteld. Om de April-meistakingen zo snel mogelijk in de kiem te smoren heeft Rauter het bevel gegeven dat ‘alles geoorloofd is’, als er maar doden vallen die op de aanplakbiljetten vermeld kunnen worden.
De April-meistakingen waren de stakingen die op diverse plekken in Nederland uitbraken als protest tegen de bekendmaking op 29 april 1943 dat Nederlandse oud-militairen zich vrijwillig moesten melden voor krijgsgevangenschap. Op enkele plaatsen werd de levering van melk aan zuivelfabrieken gestaakt, daarom worden de April-meistakingen ook wel Melkstaking genoemd.
Meer over April-meistakingenAfschrikking
Ook in het Groningse dorp Marum is gestaakt: het werk wordt neergelegd en er wordt geen melk geleverd. Op 3 mei 1943 vindt het ‘Drama van Marum’ plaats, ook wel het Drama van Trimunt genoemd. Het eerste slachtoffer valt in de ochtend. De 29-jarige Andries Sikkinga is in Marum op straat doodgeschoten door de SD omdat hij zich schuldig maakt aan ‘samenscholing’. Als gevolg van een mogelijke barricade van boomstammetjes op de weg, vlakbij de Duitse radarstelling Löwe in Trimunt, zijn later op de dag willekeurig 16 inwoners uit Marum opgepakt. De groep bestaat uit gereformeerde boeren, hun zoons, knechten en onderduikers. Ze worden beschuldigd van sabotage tegen de Duitse Wehrmacht, staking en opruiing. Dezelfde dag zijn ze in het nabij gelegen Duitse barakkenkamp in Trimunt standrechtelijk gefusilleerd door de SD. Het jongste slachtoffer doet tijdens de executies nog een vluchtpoging, maar is alsnog doodgeschoten. Hij is dan slechts 13 jaar.
Het Drama van Marum vond plaats op 3 mei 1943 in de nasleep van de April-meistakingen. Zestien willekeurige bewoners van de Haarsterweg werden geëxecuteerd als reactie op een mogelijke barricade gericht tegen de Duitsers. In werkelijkheid was het een omgevallen boom op de weg.
Meer over Drama van MarumRepressie neemt toe
Naar schatting zijn tijdens de vijf jaren van Duitse bezetting 390 personen ter dood veroordeeld door het politiestandrecht welke per papieren bekendmaking worden bekendgemaakt.
Na het hard neerslaan van de April-meistakingen zet de Duitse bezetter de repressie door, waardoor het dagelijks leven van Nederlanders steeds moeilijker wordt. Studenten die in maart 1943 weigeren om de Loyaliteitsverklaring te ondertekenen, moeten zich op 6 mei melden voor de arbeidsinzet. En vanaf 7 mei wordt de Oproep Arbeidsinzet bekendgemaakt: mannen tussen de 18 en 35 jaar moeten zich melden voor tewerkstelling in Duitsland.
De Loyaliteitsverklaring is een verklaring die studenten vanaf 1943 gedwongen waren te tekenen. Met het tekenen van die verklaring beloofde men niets te zullen ondernemen tegen de Duitse bezetter. Het merendeel van de studenten weigerde echter te tekenen en werd hierop uitgesloten van de universiteit.
Meer over LoyaliteitsverklaringDe Arbeidsinzet oproep voor mannen tussen 18 en 35 jaar in Nederland kwam op 7 mei 1943. Ze moesten gedwongen in Duitsland werken. Om dit te ontlopen doken veel jonge mannen onder, hiermee groeide de vraag naar onderduikplekken en daarmee groeide ook de verzetsbeweging.
Meer over Oproep ArbeidsinzetVan buitenboordmotoren tot koeien
Vlak na de April-meistakingen, op 13 mei 1943, wordt het verboden om een radio in bezit te hebben. De inbeslagname van radiotoestellen is één van de vele vorderingen die de Duitse bezetter doorvoert. Ogenschijnlijk dagelijkse gebruiksvoorwerpen zijn steeds meer verboden - en schaars - goed.
Dit begon al veel eerder: in het eerste oorlogsjaar worden in de provincie Groningen de eerste paarden gevorderd ten behoeve van de Duitse Wehrmacht. Alarmpistolen, degenstokken, ploertendoders en boksbeugels moeten vòòr 1 oktober 1941 worden ingeleverd bij de plaatselijke politie, anders volgt zware bestraffing. In september 1942 zijn de eerste kerkklokken uit kerktorens gevorderd om het brons om te smelten voor het maken van nieuwe kanonnen. Andere vorderingen volgen: fietsen, motorvoertuigen, honden, koeien, maar ook buitenboordmotoren, metalen en textiel. De Duitse bezetter maakt ook bij de inbeslagneming van spullen onderscheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen.
Op 22 september 1942 werden de eerste kerklokken in beslag genomen ten behoeve van de oorlogsindustrie.
Meer over Inbeslagname kerkklokken in HoensbroekVrijstellingen en onderscheid
Niet iedereen hoeft zijn of haar vervoermiddel in te leveren. Personen die vanwege hun beroep noodzakelijk een motorvoertuig of fiets nodig hebben kunnen een vrijstelling krijgen. Denk hierbij aan artsen, verloskundigen, verpleegsters en veeartsen. Ook betrokken personen bij het vervoeren van ‘zieken, lijken, geëvacueerden, verbandmiddelen, noodzakelijke levensmiddelen’ komen in aanmerking voor een vrijstelling.
De Duitse bezetter maakt ook bij de inbeslagneming van spullen onderscheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. Tijdens de meidagen van 1940 is door de Duitse autoriteiten aan de gehele bevolking bevolen de wapens in te leveren. Een klein jaar later, vlak voor de Februaristaking, worden Joden expliciet opgeroepen de wapens uiterlijk op 21 februari 1941 in te leveren. Pas in oktober van datzelfde jaar worden niet-Joden opgeroepen om de wapens in te leveren. Joden dienen in juni 1942 fietsen in te leveren. Niet-Joden krijgen twee maanden later de bekendmaking onder ogen om hun fietsen in te leveren.
Bezit van rijwielen en andere voertuigen voor Joden verboden. Vanaf 12 juni 1942 moeten Joden hun fietsen inleveren. In Amsterdam wordt de maatregel een maand later van kracht.
Meer over Bezit van rijwielen en andere voertuigen voor Joden verbodenZuivering
Ook na de bevrijding zijn er veel bekendmakingen geplakt, maar dan door de geallieerden, het Militair Gezag en de Binnenlandse Strijdkrachten. Na de roes van de bevrijding van Nederland door de geallieerden ontstaat er een machtsvacuüm. Zolang de Nederlandse regering in ballingschap zich nog in Londen bevindt, is het bestuur in de bevrijde gebieden tijdelijk overgenomen door het Militair Gezag in samenwerking met de geallieerden en de Binnenlandse Strijdkrachten. Onder leiding van het Militair Gezag wordt een begin gemaakt aan de zuivering van het ambtenarenapparaat. Talloze Nederlanders hebben tijdens de vijf bezettingsjaren in meer of mindere mate samengewerkt en/of geheuld met de Duitse bezetter. Denk aan lidmaatschap van de NSB of de Waffen-SS. Om het ambtelijke apparaat te zuiveren van Duitsgezinde ambtenaren is de Nederlandse bevolking om hulp gevraagd. Op de aanplakborden en -zuilen worden aanplakbiljetten opgehangen waarop in grote blokletters ‘ZUIVERING’ staat.
Zuivering betreft de niet-strafrechtelijke maatregelen (zuiveringen) na de Tweede Wereldoorlog gericht tegen mensen die mogelijk met de vijand hadden geheuld, waarbij sancties werden opgelegd als beroeps-, publicatie-, en tentoonstellingsverboden. Tussen 1946 en 1950 werden 60.000 Nederlanders onderzocht, en daarna werden niet minder dan 20.000 sancties aan evenzovele Nederlanders opgelegd. Naast deze in de wet geregelde zuivering kwamen er ereraden zoals de Joodse Ereraad die geen formele bevoegdheden kenden maar alleen een oordeel uitspraken.
Meer over ZuiveringPolitiezuivering
Ook binnen het politieapparaat is getracht een zuivering onder de medewerkers te organiseren. Politieagent Pohlman is op 26 mei 1945 verhoord in een provisorisch proef-tribunaal van de Binnenlandse Strijdkrachten. Er zijn meerdere mensen die tegen hem getuigen: er wordt hem verweten dat hij Henk van der Meer en zijn pamfletten makkelijk had kunnen laten ontkomen in plaats van hem meteen te arresteren. De voorzitter verdenkt Pohlman van schuld aan de dood van Henk en daarom is Pohlman gearresteerd om te worden berecht door een wettelijk tribunaal.
Henk is één van de vele slachtoffers tijdens de April-meistakingen. Heeft hij destijds beseft dat de pamfletten zijn dood zouden worden? In de afscheidsbrief aan zijn vrouw en drie kinderen schrijft hij: ‘ik heb mijn plicht gedaan voor de vrijheid’ en ook laat hij weten dat hij zijn trouwring in de brief meestuurt. En de vaders en zonen uit Marum: zij zijn willekeurig gearresteerd en gefusilleerd omdat ze volgens het Duitse Standgerichte ‘als communisten op heterdaad zijn betrapt bij het opwerpen van straatbarricaden’. Deze verklaring staat ver weg van de werkelijkheid. De aanplakbiljetten met de afschrikwekkende titel ‘DOODSTRAF’ zijn dan ook een kenmerkend voorbeeld van een keerpunt van de houding van de Duitse bezetter.
De Politiezuivering vond plaats na de Duitse capitulatie, omdat de politie tijdens de bezetting betrokken was geweest bij de arrestatie en deportatie van Joodse Nederlanders, onderduikers en verzetsmensen. De zuiveringscommissies en Politieke Opsporingsdiensten (POD’s) waren verantwoordelijk voor de arrestaties van vermeende collaborateurs. 40-45% van de politiemensen werd onderzocht. In totaal kregen 7400 politiemensen een strafdossier. De Politiezuivering resulteerde in enkele doodvonnissen, enkele tientallen gevangenisstraffen en iets minder dan 2000 politieagenten werden ontslagen.
Meer over PolitiezuiveringBronvermelding
- Lou de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6. Juli '42 - mei '43. Tweede helft. ‘s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1975.
- P.J. Bouman, De April-Mei-Stakingen van 1943. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, 1950.
- Jan Buitkamp, Zo was dat toen op Trimunt. Baarle-Nassau: Em. de Jong, 2000.
- Truus de Witte, Dat het zo lang moest duren....Meistaking 1943. Groningen: s.n., 2005.