Gevluchte Joden bereiden zich in Noord-Hollandse polder voor op een nieuwe toekomst
Nadat het Joodse werkdorp Wieringermeer in maart 1941 ontruimd wordt gaan de 'werkdorpers' naar Amsterdam. Met de list dat ze mogen terugkeren naar het werkdorp worden hun adressen prijsgegeven. Op 11 juni 1941 krijgen de werkdorpers 's middags bericht van de Joodsche Raad: ze mogen terugkeren en worden thuis opgehaald door de Duitsers. Een deel vertrouwt het niet en duikt onder. 59 jonge Joodse mannen worden die avond gearresteerd door de Amsterdamse politie en naar Kamp Schoorl gebracht.
Zionisme
In het Joodse werkdorp Wieringermeer worden Joden voorbereid op een leven in een ander land. Onder hen zijn mensen die graag naar Palestina willen, maar ook uitgesproken anti-zionisten. Na de oprichting in 1934 fungeert het als een tussenstation voor jonge Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland en Oostenrijk. De bewoners zijn tussen de 18 en 24 jaar oud. Met een uitzondering, voor de kindertransporten vanuit nazi-Duitsland wordt de minimale leeftijd verlaagd. De jongste werkdorper is slechts 14 jaar oud. Wie er wordt toegelaten ligt in handen van Gertrude van Tijn.
Het Zionisme is de nationale beweging voor de terugkeer van het Joodse volk naar haar historische thuisland. Het streefde naar een wettig erkend nationaal thuis voor de Joden, wat bereikt werd met de oprichting van de staat Israël in 1948.
Meer over ZionismeEmigratie
Mannen krijgen een tweejarige opleiding tot ambachtsman of boer bij boeren in de omgeving. Vrouwen worden opgeleid voor de landbouw en het huishouden. Na de tweejarige opleiding verloopt hun verblijfsvergunning en moeten ze emigreren. Na verloop van tijd wordt het steeds lastiger om te emigreren, veel landen sluiten hun grenzen na 1938 en een Palestina-certificaat wordt lastiger te bemachtigen. De werkdorpers proberen met trucjes, zoals studentencertificaten, toeristenpassen of zelfs schijnhuwelijken Palestina te bereiken. Ook worden er illegale overtochten ondernomen. Met steun van Gertrude vertrekt in juli 1939 het omgebouwde kolenschip de Dora met aan boord ruim vijftig werkdorpers. Ze komen in de nacht van 11 op 12 augustus 1939 aan in Haifa.
Gertrude van Tijn (Braunschweig (Duitsland), 4 juli 1891 - Portland (Oregon, Verenigde Staten), 7 juli 1974) was een Duitse secretaresse en hoofd van de afdeling Hulp aan Vertrekkenden van de Joodse Raad Amsterdam. Al voor de oorlog was Van Tijn betrokken bij het Comité Joodse Vluchtelingen in Nederland, Joods werkdorp Nieuwesluis en hielp Joden naar veilig gebied emigreren. Ze zat vanaf september 1943 in Kamp Westerbork en Bergen-Belsen. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Gertrude van TijnGevangen
Een grote groep bewoners van het werkdorp emigreert uiteindelijk naar Palestina en ontsnapt zo aan de Holocaust. Maar de Duitse bezetting maakt een definitief einde aan de mogelijkheid te emigreren. Zo'n driehonderd werkdorpers zitten vast na de Duitse inval. Ze houden hoop en zetten hun opleiding voort. Dit is een doorn in het oog van lokale NSB-leiders. Zij dringen er bij de bezetter op aan om het werkdorp te sluiten. Dit gebeurt op 20 maart 1941, het werkdorp wordt ontruimd. Ongeveer zestig mannen blijven achter om voor het vee en de gewassen te zorgen. Zo'n 230 werkdorpers worden met zes blauwe bussen van het Amsterdamse gemeentevervoerbedrijf naar de hoofdstad gebracht.
Joods Werkdorp Wieringermeer werd op 20 maart 1941 ontruimd, op zo'n 60 achterblijvers na die voor het vee en de gewassen zorgde. Een deel van de achterblijvers dook onder en overleefde. De rest, zo'n 230 werkdorpers, werden naar Amsterdam gebracht met bussen. Zowel bij de ontruiming als bij het later ophalen van de 'werkdorpers' uit Amsterdam was de SS'er Klaus Barbie betrokken. Op 11 juni 1941 werden 58 werkdorpers opgepakt in Amsterdam en via Kamp Schoorl en Westerbork naar Mauthausen gedeporteerd. Ze kwamen allen om het leven.
Meer over Ontruiming Joods Werkdorp WieringermeerValstrik
De werkdorpers komen in Amsterdamse pleegfamilies terecht en gaan provisorisch verder met hun opleiding. Ondertussen probeert het stichtingsbestuur alles om de werkdorpers te laten terugkeren. Dit lijkt te lukken wanneer Klaus Barbie interesse toont voor de zaak. De adressen van de pleegfamilies worden door Gertrude, inmiddels hoofd van de afdeling Emigratie van de Joodsche Raad, doorgegeven, zodat de werkdorpers opgehaald kunnen worden en naar het werkdorp teruggebracht worden door de Duitsers. Deze boodschap krijgen de werkdorpers van de Joodsche Raad op woensdagmiddag 11 juni 1941. Een deel vertrouwt het niet en duikt onder. Er worden die avond 59 werkdorpers gearresteerd tijdens een razzia.
Wraak
De razzia op 11 juni 1941 is wraak voor twee verzetsdaden. De eerste vindt op 14 mei 1941 plaats, een grote explosie schrikt Amsterdam-Zuid op. De groep van verzetsman Theo Dobbe heeft een villa aan de Bernard Zweerskade opgeblazen. In deze villa zijn Duitse officieren gehuisvest. Er vallen geen slachtoffers, maar de schade is groot. De tweede aanslag vindt op 3 juni 1941 plaats wanneer de telefooncentrale van de Duitse Luftwaffe op Schiphol wordt opgeblazen, met een zwaargewonde als gevolg.
In tegenstelling tot de Razzia van Amsterdam, met de Februaristaking als gevolg, pakken de Duitsers deze tweede razzia minder openbaar aan. De razzia van 11 juni 1941 vindt 's avonds plaats en is heel gericht: de werkdorpers zijn het doelwit. Wanneer het streefgetal van 300 Joodse slachtoffers niet wordt gehaald zijn er enkele kleine razzia's op straat. Ook uit cafés, tennisbanen en de joodse roeivereniging Poseidon worden Joden opgehaald.
Op 11 juni 1941 vond in Amsterdam een tweede razzia plaats naar aanleiding van de aanslagen op gebouwen van de Duitse Wehrmacht. Joodse cafés en sportclubs werden doorzocht. Er werden 310 jonge Joodse mannen gearresteerd door de Amsterdamse politie en Ordnungspolizei. Een deel was afkomstig van het Joodse werkdorp Wieringermeer. Ze werden afgevoerd naar het SD gebouw aan de Euterpestraat en daarna naar Kamp Schoorl. Een deel werd vrijgelaten wegens gezondheidsredenen. De rest van de mannen werden op 26 juni 1941 doorgestuurd naar Kamp Mauthausen. De razzia was wraak voor een bomaanslag door het verzet op 14 mei 1941 en een aanslag op de Luftwaffe telefooncentrale op 3 juni 1941. Geen van de Joodse mannen keerde terug uit Kamp Mauthausen.
Meer over Razzia van Amsterdam, 11 juni 1941Mauthausen
De gearresteerde voormalig bewoners van Joodse werkdorp Wieringermeer worden samen met de andere slachtoffers van de razzia naar Kamp Schoorl gebracht. In totaal komen die dag 310 Joodse mannen het kamp binnen. Na een aantal dagen worden negen mannen naar huis gestuurd vanwege gezondheidsredenen. De rest is op 25 juni 1941 gedeporteerd naar Kamp Mauthausen. Geen van de mannen overleeft. Een groot deel komt om in Mauthausen, de rest wordt vergast in Schloss Hartheim.
Aktion 14f13, ook wel als Invaliden of Gevangeneneuthanasie omschreven, was van 1941 tot 1944 de selectie en het doden van zieke, oude of niet meer arbeidsgeschikte concentratiekamp-gevangenen. Later werd de selectie ook uitgebreid naar andere gevangenen. Gevangenen uit Mauthausen en Gusen werden vergast in Schloss Hartheim.
Meer over Aktion 14f13Achterblijvers
De zestig achtergebleven werkdorpers blijven in het werkdorp totdat dit op 1 augustus 1941 definitief wordt opgeheven. Ze worden na verloop van tijd allemaal opgeroepen voor vertrek naar Kamp Westerbork. Een deel geeft gehoor en wordt gedeporteerd. Ook Gertrude wacht dit lot. Ze wordt op 29 september 1943 tijdens de laatste grote razzia in Amsterdam opgepakt. Iedereen gaat naar Kamp Westerbork en de Joodsche Raad wordt opgeheven. Gertrude blijft hier tot 15 maart 1944, op die dag is ze gedeporteerd naar Bergen-Belsen. Haar werk als hoofd van de afdeling Hulp aan Vertrekkenden van de Joodse Raad Amsterdam redt uiteindelijk Gertrudes leven. Op 29 juni 1944 mag ze mee met de uitruil van Joden tussen nazi-Duitsland en Palestina. Zo overleeft Gertrude de Holocaust.
Op 29 juni 1944 verlieten 222 Joden Kamp Bergen-Belsen om op 10 juli in Haifa te arriveren. Het was een uitwisseling met een groep Duitse Tempeliers uit Palestina en het resultaat van onderhandelingen tussen de Britten en de Duitsers. Palestina was in Engelse handen en leden van de Duitse Tempeliers waren daar gevangen genomen. Er bestond een Palestina-lijst, de Istanboellijst, waar zo'n 1100 Joden op stonden die voor uitwisseling in aanmerking kwamen. De voor de uitwisseling in aanmerking komende Joden van de lijst waren echter onvindbaar of overleden en daarom stelden de Duitsers voor Joden uit Bergen-Belsen voor deze uitwisseling te gebruiken. De Duitsers werden door de Engelsen gehouden aan de verplichting om de vermiste personen van de Istanboellijst op te sporen, want deze 222 Joden vulden slechts tijdelijk de lege plaatsen op.
Meer over Uitruil Joden Bergen-Belsen - PalestinaGertrude van Tijn (Braunschweig (Duitsland), 4 juli 1891 - Portland (Oregon, Verenigde Staten), 7 juli 1974) was een Duitse secretaresse en hoofd van de afdeling Hulp aan Vertrekkenden van de Joodse Raad Amsterdam. Al voor de oorlog was Van Tijn betrokken bij het Comité Joodse Vluchtelingen in Nederland, Joods werkdorp Nieuwesluis en hielp Joden naar veilig gebied emigreren. Ze zat vanaf september 1943 in Kamp Westerbork en Bergen-Belsen. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Gertrude van TijnVerzet
Andere werkdorpers duiken onder. Sommige onderduikers raken betrokken bij het verzet, zoals Joachim Simon. Hij wordt na gevangenschap in Buchenwald vrijgelaten op voorwaarde dat hij nazi-Duitsland verlaat. In 1939 komt hij naar het werkdorp. Vlak voor de ontruiming vertrekt Joachim naar Loosdrecht, waar hij werkt bij een zionistisch kindertehuis. Wanneer ook hier ontruiming dreigt regelt hij in drie dagen onderduik voor alle jongeren. Dit is het begin van verzetsgroep-Westerweel. Joachim wordt in januari 1943 bij de Nederlands-Belgische grens gesnapt en gevangen gezet in de Bredase gevangenis. Hier pleegt hij op 27 januari 1943 zelfmoord.
De Groep-Westerweel was een verzetsgroep onder leiding van de Rotterdamse onderwijzer Joop Westerweel die zich inzette voor de hulp aan Joden. De groep bestond zowel uit niet-Joden als uit Joden, voornamelijk zeer jonge mensen. Men schat dat er in totaal tussen de 300 en 400 mensen door de Groep-Westerweel geholpen zijn naar het buitenland te ontkomen. Dit waren deels Palestina-pioniers, zoals de 'werkdorpers' van Joods werkdorp Wieringermeer en kinderen uit het zionistisch kindertehuis Paviljoen Loosdrechtsche Rade.
Meer over Groep-WesterweelJoachim Simon (Berlijn, 12 november 1919 - Breda, 27 januari 1943) was van Joodse afkomst en jeugdleider bij Paviljoen Loosdrechtse Rade waar Joodse vluchtelingen werden opgeleid voor emigratie naar Palestina. Joachim, ook wel Shushu genoemd, werd na de Kristallnacht vanuit Kamp Buchenwald naar Nederland gehaald door Joodse instanties. Hij belandde bij de bond van socialistische Palestina-pioniers en na de capitulatie in mei 1940 ging hij naar het jeugdtehuis Loosdrechtse Rade. In 1942 moest hij onderduiken en kwam in contact met de verzetsgroep van Joop Westerweel. Joachim ging vervolgens Palestina-pioniers de grens over smokkelen maar in 1943 werd hij bij Breda opgepakt. Op 27 januari 1943 pleegde hij in de gevangenis van Breda zelfmoord. Bron: WO2Net Biografieën.
Meer over Joachim Simon