In kampen, kastelen en pensions: de opvang van Indische Nederlanders
Meer dan 300.000 Indische Nederlanders komen tussen 1945 en 1965 vanuit Indonesië naar Nederland. De eersten zijn evacués, overlevenden van Japanse interneringskampen en vluchtelingen uit de Bersiap-periode. Terugkeer naar Nederlands-Indië is de meesten niet gegund. Na de soevereiniteitsoverdracht in 1950 wordt het leven voor de Indische Nederlanders in Indonesië steeds moeilijker. Ook zij vertrekken in golven naar Nederland. De grote groep Indische ‘repatrianten’ worden in allerlei opvangoorden ondergebracht: van voormalige Joodse werkkampen tot landhuizen en kastelen.
Mevrouw Mulder
Eén van deze ruim 300.000 Nederlanders is mevrouw Mulder-Keller met haar gezin, uit Java. Ze arriveren in 1951 met het passagiersschip de Johan van Oldebarneveldt in Amsterdam. "In Hilversum kwamen we in een contractpension en kregen er met z’n drieën een klein zolderkamertje", herinnert zij zich. "We konden de maan door het dak zien en hielden de regen met een oude paraplu tegen. Ik heb vaak gehuild dat ik weer terug naar Indië wilde, maar begreep ook wel dat dat niet meer kon."
De Bersiap-periode was een gewelddadige periode in Indonesië, die duurde van ongeveer oktober 1945 tot begin 1946. De periode begon toen er, na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, een machtsvacuüm in het toenmalige Nederlands-Indië was ontstaan.
Meer over BersiapSalaris afstaan
De meeste Indische Nederlanders komen terecht in contractpensions. De eigenaren van deze pensions en hotels bieden Indische gezinnen kost en inwoning, en ontvangen in ruil hiervoor een financiële compensatie van de overheid. De Indische gezinshoofden moeten op hun beurt het merendeel van hun salaris afstaan. Nederland kent in de naoorlogse jaren een grote woningnood en sommige gezinnen wonen jarenlang in contractpensions. Daardoor komen zij vaak in de schulden terecht, die zij soms tot hun dood nog moeten afbetalen. De laatste contractpensions worden in 1969 gesloten.
Contractpensions waren hotels en pensions die een opvangcontract aangingen met de Nederlandse overheid en Indische repatrianten tijdelijke huisvesting boden. De repatrianten stonden voor kost en inwoning 60% van hun maandinkomen af. De contractpensions vielen onder het beleid van de Dienst Maatschappelijke Zorg (DMZ) en bestonden tot 1969.
Meer over ContractpensionsSchamele voorzieningen
Het leven in contractpensions is niet gemakkelijk. Soms ontstaat er vriendelijk en leerzaam contact tussen de Indische gezinnen en de pensioneigenaars, maar vaak zijn de voorzieningen schamel en wonen er te veel gezinnen bij elkaar, in kleine kamertjes of op onverwarmde zolders. Daarbij komt dat veel Nederlanders weinig begrijpen van de Indische cultuur en het Indische oorlogsverleden. "Mensen in mijn omgeving vragen wel eens ‘hoe komt het dat je zo goed Nederlands spreekt?’. Dan denk ik, jullie weten er ook helemaal niets van…", getuigde mevrouw Mulder.
WO2GLD | Overzicht van locaties van monumenten, woningen en ander erfgoed die verwijzen naar het Indisch verleden in Gelderland 1940-1955.
Meer over Gelders Indisch ErfgoedIntegratie
In de contractpensions worden de Indische repatrianten bezocht door maatschappelijk werksters, die hun integratieproces goed in de gaten houden. Door middel van cursussen en controles dienen de Indische vrouwen de Nederlandse gewoontes aan te leren en de Indische gewoontes af te leren. Het doel is volledige aanpassing: een aardappel moet geschild worden op de Nederlandse wijze, naar je toe, en niet op de Indische wijze, van je af.
Wanneer een gezin wordt voorgedragen voor een zelfstandige woonruimte, schrijft de maatschappelijk werkster een rapport. Daarin staat hoezeer het gezin geslaagd is zich aan te passen. ‘Net gezin; een volledig westerse huishouding,’ is de ideale beoordeling. Ondanks dit streven naar assimilatie leeft de Indische identiteit en cultuur voort en wordt herontdekt door de volgende generaties.
Over de auteur
Laura de Jong studeerde in 2019 af aan de Radboud Universiteit, waar ze de master Geschiedenis en Actualiteit volgde. Haar specialisatie betreft de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog in Nederland en Duitsland. Na haar studie heeft Laura als lid van het onderzoeksteam Advies & Actualiteit meegewerkt aan een onderzoek in opdracht van de Nederlandse overheid. Hiernaast was zij als vrijwilliger actief bij Erfgoed Gelderland. Sinds 1 juli 2020 is Laura werkzaam als junior onderzoeker bij WO2GLD.