Loes van Overeem: Witte Engel met nauwe nazi contacten
Op 7 mei 1945 rijden geallieerde pantservoertuigen Kamp Amersfoort binnen. De Erweiterte Polizeigefaengnis Amersfoort is op dat moment al niet meer onder controle van de nazi’s. Het kamp is op 19 april 1945 overgedragen aan Loes van Overeem en het Rode Kruis. Hoe komt het dat het kamp al vóór de Duitse capitulatie overgedragen wordt aan het Rode Kruis en welke rol speelt Loes van Overeem?
Rode Kruishelpster
Lucia Henriette Maria Agnes (Loes) Ziegenhardt (later Rouppe van der Voort en daarna Van Overeem) is op 7 november 1907 in 's Hertogenbosch als oudste van vijf kinderen geboren. In mei 1930 trouwt ze met de theateradministrateur Franciscus Rouppe van der Voort, een zoon uit een Brabantse fabrikantenfamilie en samen wonen zij in haar geboortestad. Vanaf juli 1937 wordt Loes leerlinghelpster van de lokale afdeling van het Nederlandse Rode Kruis (NRK). In 1938 en 1939 volgt zij een cursus om binnen dezelfde afdeling Rode Kruishelpster te worden, ter ondersteuning van verpleegkundigen.
Meidagen 1940
Op de dag dat Duitsland Nederland binnenvalt meldt zij zich als Rode Kruishelpster bij het St. Ignatiusziekenhuis. Ze maakt deel uit van een ambulanceteam dat Bredanaren ophaalt die tijdens de evacuatie uit de stad zijn gevlucht en te zwak zijn om zelf terug te komen. Ook gewonde soldaten uit de omgeving worden door Loes en anderen, o.a. hospitaalsoldaat Dirk Anthonie van der Maarel en de verpleegster Anna Eugenia Maria van Mierlo, naar het St. Ignatiusziekenhuis gebracht. Ze begraven gesneuvelde soldaten en door bominslagen getroffenen burgers.
Hulp in het buitenland
In 1941 wordt de echtscheiding uitgesproken en is Loes niet langer gehuwd. Tijdens haar werk als Rode Kruishelpster ontmoet Loes de reserveofficier van gezondheid 2e klasse en internist Arnold van Overeem, met wie zij in 1942 zal trouwen. Zij zijn betrokken bij een missie die gewonde militairen vanuit Brugge naar Nederland overbrengt. Daarna wordt Arnold van Overeem vertrouwd met de medische leiding om gewonde en zieke Nederlanders uit het bezette en onbezette deel van Frankrijk te halen. Ook Loes is onderdeel van deze repatriëringscampagne en ze krijgen toestemming van de nazi’s om militaire vrachtauto’s te gebruiken.
Rode Kruis in nazi-gevangenissen en kampen
Het Rode Kruis is ook op andere manieren actief. Er zijn al vanaf de eerste bezettingsjaren enkele lokale Rode Kruisafdelingen en burgers onder de naam van het Rode Kruis, die zich inzetten voor betere omstandigheden in de nazi-gevangenissen en kampen.
Oranjehotel
In het Oranjehotel in Scheveningen zorgt arts P.J. Ph. Dietz, voorzitter van de Haagse afdeling van het Nederlandse Rode Kruis, voor kerstpakketten, een bibliotheek en andere verbeteringen van omstandigheden. Vanaf de opening van Kamp Amersfoort in 1941 en de overbrenging van gevangenen uit Scheveningen naar het kamp probeert Dietz zich ook daar in te zetten voor betere omstandigheden voor de gevangenen. Kampcommandant Walter Heinrich laat dit echter niet toe.
Gevangenissen in Amsterdam
In Amsterdam doet Anna Maria le Cosquino de Bussy – van der Lelie zich voor als medewerkster van het Rode Kruis en bereikt dat de gevangenen in de gevangenissen aan de Weteringschans en de Amstelveenseweg beter worden behandeld. Ze mag aanwezig zijn bij verhoren van zwangere vrouwen en kinderen, mag met ter dood veroordeelden bidden en hun afscheidsbrieven aan nabestaanden brengen, en ze verzamelt pakjes voor de gevangenen. Dit stopt in 1943 wanneer de nazi’s erachter komen dat zij niet officieel voor het Rode Kruis werkt.
Kamp Vught
Nadat de eerste gevangenen in januari 1943 in Kamp Vught aankomen hoort Anna Maria Le Cosquino de Bussy-van der Lelie al snel van de gruwelijke omstandigheden in het kamp, en ook uit Kamp Amersfoort is bekend hoe slecht de gevangenen worden behandeld. Ze schrijft een brief aan Rauter en krijgt de volgende dag toestemming om hulp te verlenen aan de gevangenen van Kamp Vught. Ze krijgt ondersteuning van de in Vught wonende Charlotte van Beuningen-Fentener van Vlissingen en de komende maanden verzorgen ze de gevangenen met voedsel en medicijnen.
Contact met nazi kringen
Begin 1943 komt Loes van Overeem in contact met Wilhelm Harster, tot augustus 1943 de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD en verantwoordelijk voor de deportatie van tienduizenden Joden. Een gezamenlijke kennis die zich voor ter dood veroordeelde gevangenen inzet, de voormalige luchtmachtofficier Robert van Gennep, brengt het contact tussen Loes en Harster bewust tot stand. Hij nodigt beiden met hun echtgenoten uit voor een diner. Van Gennep wist van Loes haar werk voor het Rode Kruis en denkt dat zij zich met haar “dynamiek en energieke uitstraling” goed in zou kunnen zetten voor gratieverlening of op andere manieren voor gevangenen iets kan betekenen. In een verklaring uit 1948 zegt Van Gennep over het diner met Loes en Harster: “Dit is dus eigenlijk de stoot geweest, waardoor de Dienst voor speciale hulpverlening van het Rode Kruis is ontstaan.”
Toestemming
In een brief van Harster aan het hoofdbestuur van het NRK in het voorjaar van 1943 staat dat het echtpaar Overeem de toestemming krijgt om ‘met de Kampcommandant van Vught en eventueel met de commandanten van andere kampen te onderhandelen over de verzorging met medicijnen of medische apparatuur enz.’, schrijft Regina Grüter. Vanaf april 1943 is Loes namens het Nederlandse Rode Kruis bij de hulpacties voor de gevangenen van Kamp Vught betrokken en brengt om de twee weken medicijnen en vitaminen. De andere leden van het comité, zoals Anna Maria Le Cosquino de Bussy – van der Lelie zijn er echter niet blij mee omdat Loes een zo dominante rol speelt, terwijl zij zich al veel langer hebben ingezet voor de gevangenen.
Op 8 juli 1943 probeert Loes voor de eerste keer Kamp Amersfoort te betreden en voedselpakketten af te geven, maar ze wordt de toegang geweigerd. De komende maanden probeert ze keer op keer het kamp te betreden maar het enige compromis dat ze in overleg met Harster bereikt is dat haar man vanaf september 1943 de gevangenen mag onderzoeken.
Lokale hulp
Nog vóórdat Loes van Overeem haar hulpacties in Kamp Amersfoort begint, verzorgen bewoners van Amersfoort de op transport gestelde gevangenen onderweg naar het station met boterhammen. Dit gebeurt eerst spontaan, maar wordt tot een georganiseerde actie uitgebreid. Er wordt een comité gevormd waar ook Loes lid van wordt, namens het Nederlandse Rode Kruis. Bedrijven en fabrikanten steunen de hulpactie financieel en materieel. Ook in andere delen van het land, o. a. Alphen a/d Rijn, Helvoirt, Arnhem, Wassenaar, Ommen, Utrecht, Vriezenveen, Beltrum, Hoofddorp en Maastricht, worden soortgelijke comités opgericht om voedselpakketten voor gevangenen te maken.
Witte Engel
Eind 1943 wordt een speciale dienst opgericht, de Dienst voor Speciale Hulpverlening (DSH), onder leiding van Loes van Overeem. Na de heropening van Kamp Amersfoort in mei 1943 als Erweitertes Polizeigefängnis Amersfoort begint Loes ook hier pakketten uit te delen. Ze brengt pakketten met voedsel en medicijnen regelmatig persoonlijk langs en wordt een bekend persoon onder de gevangenen. Ze noemen haar de 'Witte Engel’, omdat ze de omstandigheden voor hen in het kamp aanzienlijk verbetert en hoop brengt dat de ellende toch nog zou kunnen ophouden.
NRK kantoor
Vanaf september 1944, na de sluiting van Kamp Vught, verblijft Loes van Overeem permanent in Kamp Amersfoort tot ongemak van Kampcommandant Karl Berg. In een interview in 1978 vertelt zij dat zij tegen Berg zei: “Dit hebben we in Vught gezien en meegemaakt. En nu ben ik hier en nu blijf ik hier". Ze wil voorkomen dat wat zich tijdens de ontruiming van Kamp Vught afspeelde, zich in Kamp Amersfoort herhaalt. Het antwoord van Berg is: "Nou ga maar eerst een plaatsje op de grond zoeken.” Nadat ze enkele nachten op de vloer in een barak slaapt, begrijpt hij dat zij niet meer weg gaat en geeft haar een matras, een bed en later ook een bureau. Haar man en negen medewerkers van het Nederlandse Rode Kruis sluiten zich aan en richten in twee kamers van het dienstgebouw in feite een kantoor van het NRK in.
Transporten
Loes zorgt nu niet alleen voor beter eten, maar zet zich ook in om transporten van gevangenen naar kampen in Duitsland te voorkomen. Dit doet zij o.a. door gevangenen ziek te laten verklaren, bijvoorbeeld Nico van Hasselt. Nico staat op een transportlijst naar Neuengamme, maar door de ziekteverklaring van Loes wordt zijn naam doorgestreept en hij wordt verpleger in de ziekenbarak. In een smokkelbrief aan zijn ouders op 29 oktober 1944 schrijft hij: “Op hoop van zegen van goede aankomst even een briefje. De anderen van Utrecht zijn op transport, ik zelf ben gelukkig [...] kunnen blijven wegens ziekte (?). [...] Alles gaat hier goed – maak u zich dus niet ongerust. Ik ben nog steeds in het ziekenhuis en heb het daar het beste van het hele kamp. Hoe gaat het met u? Probeer nog eens te schrijven of bericht te zenden aan mevrouw van O., dan hoor ik weer eens wat.”
Razzia van Putten
Ter vergelding van een aanslag op vier Duitse militairen in de omgeving van Putten wordt op 1 oktober 1944 een groot deel van de mannelijke bevolking van het dorp gearresteerd. 659 mannen worden op 2 oktober naar Kamp Amersfoort afgevoerd en de meesten zijn vanuit daar naar Duitsland getransporteerd.
58 Puttenaren ontsnappen aan dit lot. Sommige worden na enkele dagen, anderen na meerdere weken, uit Kamp Amersfoort vrijgelaten. De redenen hiervoor verschillen: ze worden vrijgekocht, familieleden gebruiken hun contacten en voor een deel wordt door Loes een medische keuring bedongen. Loes beweert na de oorlog dat zij voor de vrijlating van 55 mannen zorgde. Volgens historisch onderzoek is dit voor slechts vijftien tot twintig Puttenaren met zekerheid te zeggen.
Transport op 11 oktober 1944
De overige 601 worden op 11 oktober 1944 naar Neuengamme getransporteerd. Het transport van 11 oktober 1944 is het grootste transport van gevangenen vanuit Kamp Amersfoort. 1438 mannen worden op die dag naar Neuengamme afgevoerd. Minder dan 260 van hen keren levend terug naar Nederland, onder wie 48 Puttenaren. De overige worden vermoord of komen om door ziekte of uitputting in Neuengamme of in andere kampen, waaronder Sandborstel, Ladelund en Bergen-Belsen. Ongeveer 80 gevangenen van het transport van 11 oktober 1944 bevinden zich aan boord van de Cap Arcona, die op 3 mei 1945 door de RAF gebombardeerd wordt en zinkt.
Door de aanwezigheid van NRK-medewerkers in Kamp Amersfoort worden de omstandigheden ook beter, omdat de bewakers zich ervan bewust zijn dat er nu getuigen zijn van hun geweld tegenover de gevangenen. Het verjaardagsfeest van Loes in het kamp lijkt bijna normaal: zij krijgt een bos bloemen van de gevangenen, er wordt voor haar gekookt, gevangenen spelen muziek en houden een toespraak en er wordt een film vertoond. Echter kunnen Loes en haar team van Rode Kruis medewerkers het ergste kwaad niet voorkomen. Er heerst nog steeds honger en geweld en mishandeling van gevangenen door de bewakers is dagelijks aan de orde.
Moreel verzet of omkoping
Maar Loes blijkt niet alleen met de gevangenen een goede band op te bouwen. In de Parlementaire Enquêtecommissie van 1948 over het regeringsbeleid tijdens de Tweede Wereldoorlog verklaart Anna Maria Le Cosquino de Bussy-van der Lelie later haar ontevredenheid over Loes van Overeems vriendelijke verhoudingen met de nazi’s. Op de vraag van de voorzitter wat ze verkeerd deed antwoordde ze: “Moreel verzet is mijn grootste kracht geweest! Ik heb nooit ‘gevleid’ of ‘poezig’ gedaan. Ik heb gevochten, ik vond het onze waardigheid te na, als je anders deed. Werkelijk, als je als oude vrouw onbevreesd hun voorhield, dat een ‘Ehrenmann’ niet kon goedkeuren, wat er gebeurde, bereikte je iets en wij (de illegaliteit) weten zeker, als wij niet zo opgetreden waren, dat Vught een hel als Amersfoort geworden was. Dat was mijn grief tegen het Rode Kruis, dat dan toch vertegenwoordigd werd door mevrouw Van Overeem.”
De secretaris-generaal van het Nederlandse Rode Kruis, Hendrikus Karel Offerhaus, verklaart in zijn verhoor van de enquêtecommissie ook zijn ongemak met Loes van Overeems goede relaties met de nazi’s: “Zij had ook voortdurend contact met de Duitsers. Dat vonden wij ook niet altijd even plezierig.” Op de vraag of dit contact niet noodzakelijk was om de gevangenen te helpen zegt Offerhaus: “Ja, natuurlijk, maar die kerels moesten worden omgekocht met jenever, enz. Dat ging wel eens zwaar, te meer, omdat ik daarover door anderen lastiggevallen ben, in die zin, dat zij het zou houden met de Duitsers. Dat was niet altijd even plezierig in die tijd, toen men aan twee kanten moest oppassen. Wij hadden in onze eigen bureaux mensen, die wij niet konden vertrouwen en die wel eens alles konden overbrieven.”
Paniek
Vanaf begin 1945 is duidelijk dat Duitsland de oorlog niet meer gaat winnen. Het geallieerde lenteoffensief zorgt in het kamp voor nervositeit en paniek onder de bewakers en ze maken zich gereed voor vertrek: auto’s staan klaar en de administratie wordt verbrand. Zieken worden ontslagen en vrijgelaten en er worden voorbereidingen getroffen om het kamp over te dragen aan het Nederlandse Rode Kruis.
Tussen 16 en 21 april wordt een groot deel van de gevangenen vrijgelaten. Bij Kamp Amersfoort verzamelen zich helpers, die ook bij de voedselpakket acties betrokken waren, om de verzwakten en zieken naar ziekenhuizen te brengen.
Overdracht kamp
Op 19 april maakt Karl Schöngarth, bevelhebber van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst (SD), bekend dat de leiding van Kamp Amersfoort aan Loes van Overeem als vertegenwoordigster van het Rode Kruis overgedragen wordt. Later vertelt Loes: “Op 19 april 1945 is het kamp aan ons overgedragen. Met vijfhonderd betrekkelijk zwaar zieken, de een was er erger aan toe dan de ander, maar allemaal ziek. Dat hebben ze gedaan, omdat ik met dezelfde klem als toen ik er kwam, zei: dit zal geen tweede Vught worden. Hier wordt niemand doodgeschoten. Ik wil het kamp overgedragen krijgen. Toen heeft SS-Brigadeführer und Generalmajor der Polizei Schöngarth het kamp met alle zieken aan mevrouw Van Overeem overgedragen, als enige persoon die bevoegd was ... Nou, en toen zijn ze weggegaan en werd het Niemandsland. Aan de ene kant zaten de Engelsen, aan de andere kant de Duitsers die over en weer bleven schieten. Dag en nacht. En wij zaten ertussenin. Niet zo'n erg leuke tijd was dat. Maar we moesten daar wel blijven, tot de echte overgave in ieder geval.”
Vlag gehesen
Na de overdracht van het kamp aan het Nederlandse Rode Kruis verlaten de bewakers Kamp Amersfoort richting Scheveningen, waar ook enkele dagen eerder gevangenen als gijzelaars naartoe zijn gebracht. De vlag van het Rode Kruis wordt gehesen, Loes stapt op een stoel en houdt een toespraak aan de overgebleven gevangenen, die nu in feite vrij zijn. Ze mogen echter nog niet naar huis – er wordt nog steeds gevochten in de omgeving, Amersfoort wordt gebombardeerd en het kamp verlaten zou niet veilig zijn.
Bevrijding
Op 5 mei 1945 is het eindelijk zo ver – Duitsland capituleert en de oorlog is voorbij. In Kamp Amersfoort wordt door Loes van Overeem de Nederlandse vlag gehesen. Op 7 mei rijden de geallieerden het kamp binnen. De gevangenen die nog te zwak zijn om naar huis te gaan worden ondergebracht op de Soembastraat 8 in Amersfoort, waar ook Loes regelmatig langskomt.
Loes blijft nog tot september 1945 in Kamp Amersfoort. Nadat de laatste gevangenen zijn vertrokken wordt het kamp vanaf mei 1945 gebruikt om repatrianten die terugkeren van de Arbeitseinsatz in Duitsland op te vangen. Een ander gedeelte wordt, tot 1 september 1946, een interneringskamp voor collaborateurs.
In 2008 wordt de weg die langs Nationaal Monument Kamp Amersfoort loopt de 'Loes van Overeemlaan' genoemd. Nico van Hasselt heeft het naambord onthuld.
Over de auteur
Dit artikel is geschreven door Corinna Billmaier, communicatiemedewerker bij Nationaal Monument Kamp Amersfoort, in het kader van het “Deltaplan collectieontsluiting oorlogsmusea en herinneringscentra” en mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds. Het Deltaplan is een eenmalige inhaalslag om het digitale collectieaanbod van bruikbaar en zichtbaar bronnenmateriaal vanuit de herinneringssector te versterken.
Bronvermelding
- Karel Kreuning, Dienst voor Speciale Hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis. Nationaal Monument Kamp Amersfoort, 2007.
- Regina Grüter, Kwesties van leven en dood, 2017.
- Ad van Liempt, Verzetshelden en moffen-vrienden, 2011.