Mies Boissevain maakt na de bevrijding een feestrok met allerlei lapjes die haar aan gebeurtenissen uit de oorlog doen denken. Een van deze gebeurtenissen is de redding van een groep Nederlandse vrouwen uit Kamp Ravensbrück op 24 en 25 april 1945 door het Zweedse en Deense Rode Kruis.
Verzetsvrouw
De Amsterdamse feministe Mies Boissevain is een centraal figuur binnen verzetsgroep CS-6, net als haar echtgenoot Jan en zoons Jan Karel, Gideon en Frans. Hun huis aan de Corellistraat 6 is de uitvalsbasis voor de verzetsgroep. Nadat de groep in augustus 1943 wordt verraden komt Mies samen met zoon Frans in Kamp Vught terecht, waar haar eerder opgepakte echtgenoot Jan ook gevangen zit.
Mammie Boissevain
Mies zit bijna een jaar gevangen in Kamp Vught, waar ze onder andere in het ziekenhuis werkt en bekend staat als zuster "Mammie". Met de nadering van de geallieerden wordt Kamp Vught ontruimd. Op 6 september 1944 zijn 651 vrouwen op de trein gezet naar Ravensbrück. De mannen gaan naar Sachsenhausen. Zoons Jan Karel en Gideon zijn ondertussen ter dood veroordeeld en worden op 1 oktober 1943 gefusilleerd in de duinen van Overveen.
Redding
Na ontruiming van kampen in West- en Oost-Europa zijn de overgebleven kampen overvol en is er weinig eten. Dit maakt hulp van het Rode Kruis hard nodig. Het Zweedse Rode Kruis onder leiding van Folke Bernadotte rijdt aan het eind van de oorlog met witte bussen naar verschillende kampen in Duitsland om Zweedse, Noorse en Deense gevangenen op te halen. De Noorse en Deense vrouwen die op 8 maart 1945 uit Ravensbrück bevrijd worden geven namen door van vrouwen die zij kennen, veelal vrouwen die al in 1942 en 1943 in het kamp gevangen zitten.
Bekijk de Nederlandse vrouwen die gered zijn met de witte bussen
Brits bombardement
De vrachtauto’s en ambulances, in sommige herinneringen bussen, vertrekken op 24 en 25 april met de vrouwen vanuit Ravensbrück. Ze rijden in colonne en op 25 april krijgt het konvooi in de buurt van Schwerin meermaals een Brits bombardement te verduren waarbij verschillende net bevrijde vrouwen omkomen. De volgende dag is er opnieuw een bombardement op het konvooi bij Plön. Een aantal doden is nog steeds onbekend, Lies Rood is nog niet geïdentificeerd en twee Duitse communistes worden meegesmokkeld onder de naam van twee Nederlandse vrouwen die recent gestorven zijn, Adriana Dekker en Nicoline Hofman-Swijgman. Ook verschillende Deense en Zweedse vrijwilligers komen om het leven.
Narcissen
Het Rode Kruistransport komt uiteindelijk na twee vermoeiende dagen aan in Padborg, Denemarken, waar een quarantainestation is. Vandaar gaan de vrouwen met de trein naar Zweden waar ze na een korte bootreis aankomen in Malmö. Van de aankomst op 28 april 1945 zijn filmbeelden. Ans van Velzen wordt met narcissen onthaald omdat het haar verjaardag is. Ook Trien Zwagerman-de Haan is in de film herkend.
Archiefbeelden van de aankomst van een witte bussen transport op 28 april 1945 in Zweden.
Joodse vrouwen
In Kamp Ravensbrück hebben vrouwen om verschillende redenen gevangen gezeten. De Joodse vrouwen die vanwege hun afkomst gevangen zitten zijn afkomstig uit Scheveningen, in 1942, en Westerbork, in 1944. Dit waren Joodse vrouwen met een Hongaarse of Roemeense nationaliteit en hun kinderen. Ook komen er eind 1944 en in 1945 Joodse vrouwen vanuit Auschwitz of Bergen-Belsen naar Kamp Ravensbrück. Daarnaast verblijven er vrouwen van Joodse afkomst die hun identiteit verborgen konden houden, zoals Selma Velleman. Zij is opgepakt als verzetsstrijder, met een vals paspoort op naam van Margaretha van der Kuit. Pas bij aankomst in Zweden durft ze haar echte naam door te geven en haar Joodse identiteit te onthullen.
Van de Ravenbrug naar de Eksterheuvel
De vrouwen worden in Malmö ondergebracht in het museum en later in Skatås, een klein herstellingsoord bij Göteborg. Ze wonen met zestien vrouwen in een Stuga, krijgen zakgeld en worden door Zweedse vrijwilligsters, de Lotta’s, verwend.
Daar kunnen ze bijkomen van hun gevangenschap en uiteindelijk keren de meesten weer naar Nederland terug, met het vliegtuig of met de boot. Het verblijf in Skatas ontlokte de uitspraak van de Ravenbrug (het kamp) naar de Eksterheuvel (Skata betekent ekster in het Zweeds).
Thuiskomst
Mies keert terug naar Nederland en arriveert op 29 juli 1945. Ook zoon Frans vindt vanuit Dachau, via Parijs, de weg terug naar Nederland, hij arriveert een dag later. Van het gezin Boissevain zijn zij de enigen die terugkeren naar Amsterdam. Zoons Jan Karel en Gideon zijn op 1 oktober 1943 gefusilleerd en vader Jan komt op 30 januari 1945 om het leven in Buchenwald.