Oranjepolder, 1850-1965
Inleiding Ligging: Gemeente Arnemuiden Kadastrale grootte: 118 ha. Belastbare oppervlakte: geen dijkgeschot geheven Hoogteligging: ca. 0,7 m. + N.A.P. Bedijkt: 1618. Bij de oprichting van het Markiezaat van Veere in 1555 liet Maximiliaan van Bourgondië vastleggen dat het schor gelegen tussen Veere en Arnemuiden ook tot het Markiezaat behoorde. Hij baseerde zijn aanspraak op de toekenning van deze gronden in 1282 door Floris V aan Wolfert van Borssele, heer van Veere. In 1599 maakte prins Maurits als Markies van Veere plannen om het schor met de naam 'ten Halven Crijte' te bedijken. Op 22 september 1616 verleenden de Staten van Zeeland octrooi tot bedijking. Voordat tot bedijking werd overgegaan stond Arnemuiden in 1617 het schor ten noordoosten van de stad, dat aansloot bij het schor "ten Halven Crijte", aan prins Maurits af, zodat de twee schorren in 1618 tot een polder werden bedijkt. De polder kreeg de naam Oranjepolder. De Staten van Walcheren kwam de bedijking goed uit, omdat Walcheren dan ontlast werd van het onderhoud van ongeveer 2,5 kilometer dijk. Daarom kreeg de nieuwe polder kosteloos afvoer van het polderwater op de polder Walcheren. Deze bepaling is tot 1965 van kracht gebleven. De zeedijk van de polder was gedurende de Eerste Wereldoorlog opgenomen in de Sloestelling. Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep de zeedijk aanzienlijke schade op door de Duitse aanval in 1940 en de aanleg van een militaire kustverdediging door de Duitsers in 1942. De polder werd door de rentmeester van het Markiezaat van Veere beheerd, vanaf de negentiende eeuw door de rentmeester van het Kroondomein. Het beheer van de polder werd uitgevoerd door een beheerder. Op grond van het Algemeen Polderreglement van 1873 werd het beheer in een bestuurlijke structuur voor polders omgevormd. De beheerder werd dijkgraaf genoemd, terwijl er ook een plaatsvervangend-dijkgraaf en een ontvanger-griffier werden benoemd. Gegadigden voor deze functies waren pachters van grond in de polder. Door toedoen van de stormvloed van 1 februari 1953 brak de dijk van de polder op drie plaatsen door over een lengte van ongeveer 300 meter. De overstroming veroorzaakte ook zware beschadigingen in de scheidingsdijk met de polder Walcheren. In deze dijk werden twee duikers vernield. Op 4 maart daaraanvolgend was de polder weer watervrij. De Staten van Walcheren stonden prins Maurits in 1599 vrijstelling van watergeld toe, omdat de Staten door de bedijking van de polder een stuk dijk minder te onderhouden hadden. Na de ingebruikname van het gemaal Kleverskerke in 1938 wordt het polderwater daar naar toe afgevoerd. Polder behoort toe aan het Kroondomein. Ondanks de afsluiting van het Veerse Gat in 1961 heeft de polder zijn waterkerende functie behouden, ook al is de zeedijk niet meer aan eb en vloed blootgesteld. Er is een oude inventaris van het archief uit 1882. In het verslag van de inspecteur der Gemeente- en Waterschapsarchieven over 1929 schrijft deze dat het archief van vóór 1850 is vernietigd. Het archief werd in het huis van de ontvanger-griffier bewaard. In 1939 werd de archiefkist overgebracht naar de nieuwe archiefkluis van de gemeente Arnemuiden. Er zijn geen notulen van de bestuursvergaderingen. Voor de inventarisatie besloeg het archief een lengte van 1,5 meter. Na inventarisatie en selectie tot vernietiging bleef er 0,9 meter over. Polderdijk en Buijs, Oranjepolder. Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken III, blz. 91, 92, 217. Encyclopedie van Zeeland deel II, blz. 453, 454.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3019
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer