Nieuwe Veerpolder, (1873) 1891-1951

Inleiding Bij beschikking van de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid van 9 april 1891, nr. 117 en 7 oktober 1891, nr. 221 werd aan J. W. B. van Nieuwland, grondeigenaar te Oosterhout, vergunning verleend tot indijking van schorren onder de gemeente Nieuwerkerk aan het Dijkwater M. H. Wilderom, Tussen Dammen en Afsluitdijken, deel II, Noord-Zeeland, Middelburg, 1964, blz. 99. . De bedijking werd in 1892 voltooid en uitgevoerd voor fl. 5286,- door H. de Groot uit Scherpenisse Inv.nr. 8. Wilderom, a.w., vermeldt abusievelijk het bedrag van fl. 5386,-. . De polder omvatte slechts ruim vier hectare en werd daarmee de allerkleinste polder van Schouwen-Duiveland met een eigen bestuur. Bij brief van 12/18 mei 1893 deelden Gedeputeerde Staten van Zeeland mede dat zij aan de polder de naam Nieuwe Veerpolder hadden gegeven Inv.nr. 1. , overeenkomstig het daartoe gedane voorstel vanwege de eigenaar van de polder. In hetzelfde jaar gaven Gedeputeerde Staten toestemming het polderbestuur te laten bestaan uit een dijkgraaf tevens ontvanger-griffier, naast wie een plaatsvervanger werd benoemd. Als dijkgraven hebben gefungeerd: J. van der Have, 1893-1894; J. C. van der Have, 1894-1925 en A. C. van der Have, 1926-1952. Na hem werd benoemd J. Romeijn die het ambt tot de concentratie van de polders vervulde. De zeedijk van de Nieuwe Veerpolder werd in 1954 afgegraven zodat het poldertje één geheel werd met het omliggende land in het Dijkwatergebied Wilderom, a.w., blz. 99. . Het archief werd, na het gereedkomen van de Gebundelde inventarissen van de archieven van voormalige polders en waterschappen, geschonken door de heer dr. A. C. van der Have te Aerdenhout, zoon van dijkgraaf A. C. van der Have. Het omvat 2 dozen. De zoon van de laatste dijkgraaf, de heer M. K. Romeijn te Ouwerkerk, deelde desgevraagd mede dat uit de periode dat zijn vader het ambt bekleedde geen stukken bewaard zijn gebleven.