Kamp Ybenheer
Op een stuk heideveld bij het Friese Fochteloo wordt in 1941 werkkamp Ybenheer gebouwd. Wat begint als werkkamp voor werklozen eindigt als Moluks woonoord voor ex-KNIL-militairen en hun gezinnen. In de tussentijd is het een schakel in de Holocaust: Joodse dwangarbeiders graven veen af voordat ze via Kamp Westerbork worden gedeporteerd. En na de bevrijding zitten er weer gevangenen, dit keer NSB’ers.


Collaboratie
Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) is een van de belangrijkste en meest geraadpleegde archieven over de Tweede Wereldoorlog. Het CABR bevat dossiers van ruim 400.000 mensen die verdacht werden van collaboratie. Niet iedereen van hen is voor een rechter verschenen of veroordeeld.
Op Oorlogsbronnen besteden we met een artikelenreeks aandacht aan dit bijzondere archief.


Werkkamp
Werkloze mannen ontginnen het Fochteloërveen en rooien aardappelen, totdat ze in mei 1942 vertrekken uit Kamp Ybenheer. Hun plek wordt overgenomen door werkloze en niet-werkloze Joodse dwangarbeiders. Het eerste transport met ruim zeventig jonge werkloze Joodse Hagenaren komt op 1 juni aan in Kamp Ybenheer. Deze mannen zijn grotendeels werkloos gemaakt door de anti-Joodse maatregelen. Het gaat bijvoorbeeld om een ijscoman, fruitventers, slagers, musici en een autosloper. De groep reist per trein naar Assen, gaat vanaf daar met de tram naar Oosterwolde en loopt de laatste kilometers met alle bagage in de hand.
De Nederlandsche Heidemaatschappij hield samen met de Rijksdienst voor de Werkverruiming toezicht op het werk in de werkkampen. Mannen in de kampen voerden werkzaamheden uit als ontginning en aardappelrooien. De Nederlandse Heidemaatschappij hield toezicht voor de oorlog, maar ook tijdens de oorlog, toen Joodse mannen in werkkampen te werk werden gesteld.
Meer over Nederlandsche Heidemaatschappij
Zware omstandigheden
Uiteindelijk zitten er 225 Joodse dwangarbeiders in Kamp Ybenheer, vrijwel allemaal afkomstig uit Den Haag. Zij doen hetzelfde werk als hun voorgangers, ook onder toezicht van de Nederlandse Heidemaatschappij en Nederlandse kampwachters. Wel verslechteren de omstandigheden snel: het eten wordt slechter, de lonen lager, de regels strenger en verlofmogelijkheden verdwijnen.
De twintigjarige meubelmaker Levy Drievoet schrijft op 7 augustus 1942: “In ’t kamp gaat het zijn gewone gangetje. Het eten is zeer schaars, de behandeling gaat best. ’s Ochtends om half zes appel om 7 uur naar het land werken wij zijn bezig een turfweg te maken, om 9 uur een kwartier schaft om kwart voor twaalf tot kwart over twaalf en om half 3 tot kwart over 3, om half 5 naar het kamp marcheren, om 7 uur oefeningen tot 8 uur met Duitse commando’s en om 9 uur naar bed. Wij mogen het kamp nooit uit.”
Geen administratie
Wie de Joodse dwangarbeiders waren is grotendeels onbekend, er is geen administratie bewaard gebleven. Van een aantal weten we dat ze in Joods werkkamp Ybenheer hebben gezeten omdat er foto's bewaard gebleven. Zo zijn de broers van Creveld terug te vinden in de collectie van het Joods Museum. En Aäron van Hoorn beschildert een tegel in Kamp Ybenheer. Die tegel is via de kinderen van zijn zus opgenomen in de collectie van het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.






Aäron van Hoorn
De Haagse Aäron is automonteur en woont bij zijn ouders in de Vlasakkersstraat. Aäron wordt opgeroepen voor dwangarbeid en moet in juli 1942 naar Joods werkkamp Ybenheer. Zijn vader blijft achter in Den Haag vanwege zijn baan in het onderwijs, regelmatig schrijft hij Aäron brieven. Na de ontruiming van de Joodse werkkampen in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 gaat Aäron naar Kamp Westerbork. Hier blijft hij kort, op 5 oktober 1942 wordt hij gedeporteerd naar Auschwitz. Aäron komt terecht in werkkamp Blechhammer, een buitenkamp van Auschwitz. Op 7 februari 1945 komt Aäron om het leven, zijn ouders zijn dan al vergast in Auschwitz.
Blechhammer was een werkkamp voor Joden en vanaf april 1944 een buitenkamp van Auschwitz. Gevangenen werkten in de Oberschlesische Hydrierwerke AG fabriek, waar synthetische brandstof geproduceerd werd. In januari 1945, op de piek, zaten er ruim 4.000 gevangenen. Ze werden later geëvacueerd naar Gross-Rosen, waarbij een deel van de gevangenen om het leven kwam.
Meer over Blechhammer


Broers Van Creveld
De Haagse broers Jacques, François en Jonas zijn allen kelner en komen met z'n drieën in Ybenheer terecht. Op foto's is te zien dat er wordt gespit, de mannen moeten greppels graven. Ook Jacques, François en Jonas worden op 3 oktober 1942 naar Kamp Westerbork gebracht. Op 19 oktober 1943 worden de drie broers gedeporteerd naar Auschwitz. Allen komen daar om het leven.

Deportatie
Nadat de Joodse mannen gedwongen worden te vertrekken worden ze gedeporteerd via Kamp Westerbork. De aankomst van deze mannen en hun gezinnen verloopt chaotisch, dertienduizend mensen overspoelen het doorgangskamp. Overlever Lion Gosler vertelt naderhand: “Alles was overvol, zodat wij genoegen moesten nemen met een geïmproviseerde ligplaats. Er waren geen behoorlijke latrines, geen licht en bijna geen water. Mannen, vrouwen en kinderen lagen allemaal door elkaar.”


Overlevers
Het grootste deel van de dwangarbeiders uit Joods werkkamp Ybenheer komt om, maar er zijn ook overlevers bekend: Lion Gosler, Israel Dormits, David Vos, Aaron Fresco, Joseph Wurms, Eduard de Raay, Abraham van Spier, Levie Sluijzer, Jeremias Sahmentini en Adam Campignon. De mannen overleven hun deportatie doordat ze in het Poolse Corsel uit de trein worden gehaald voor dwangarbeid. Behalve Aaron, hij staat op de Frederikslijst en wordt bevrijd in Kamp Westerbork.
Het Plan-Frederiks was een plan van secretaris-generaal K.J. Frederiks en secretaris-generaal J. van Dam om bepaalde Joden, in verband met hun maatschappelijke betekenis, vrij te stellen van deportatie. In de zomer van 1942 stemde Generalkommissar zur besonderen Verwendung Fritz Schmidt in met plan. Verschillende vrijgestelde Joden werden vanaf december ondergebracht in zogenaamde Beschermingskampen, te weten De Schaffelaar en De Biezen.
Meer over Plan-Frederiks
Collaborateurs
Na de bevrijding zitten er vanaf half april 1945 personen verdacht van collaboratie in Ybenheer gevangen. Wie zij zijn is ook lastig te achterhalen, er is wederom geen administratie achtergebleven. Een paar gevangenen zijn te vinden in het CABR archief, zoals de werkloze Piet Hendrik Rudolf van den Heuvel.

Werkloos naar de Nederlandse Arbeidsdienst
Matroos Piet van den Heuvel is dienstplichtige in het Nederlandse leger tijdens de meidagen van 1940, zit een tijd in krijgsgevangenschap en wordt dan werkloos. In de zomer van 1941 gaat hij vrijwillig bij de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) als onderopzitter. Dit doet hij naar eigen zeggen vanwege 'huiselijke omstandigheden en de behoefte om zijn moeder te ondersteunen'. Totdat hij in september 1944 onderduikt in Brabant. Maar een maand later meldt Piet zich toch weer bij de NAD in Drenthe, uit angst om in de strafploeg van de Organisation Todt terecht te komen. In maart 1945 weigert Piet de Führereed af te leggen en wordt ontslagen.
Na de bevrijding wordt Piet gearresteerd. Vanaf 12 april 1945 zit hij een korte periode gevangen in Ybenheer. In 1947 is Piet eerst voorwaardelijk buitenvervolging gesteld. Hij wordt ontzet uit het recht om ambten te bekleden, in het leger te dienen en verliest zijn kiesrecht. Piet gaat in verzet, waarna de beschuldiging vervalt en hij een schadeloosstelling van 200 gulden krijgt.
De Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD), ingesteld op 6 oktober 1940, had als doel het Nederlandse volk op te voeden in nationaalsocialistische geest. Voorloper van de Arbeidsdienst was de Opbouwdienst, waar Nederlandse soldaten van het ontbonden leger dienst in moesten nemen. Toetreding tot de NAD gebeurde aanvankelijk op vrijwillige basis, maar vanwege het gebrek aan belangstelling werd vanaf begin 1942 overgegaan tot het oproepen van verplichte categorieën. Naast activiteiten als exercitie, sport, zang en vorming, bestonden de arbeidsdiensten uit vooral ontginningen en graafwerkzaamheden.
Meer over Nederlandsche Arbeidsdienst
Bataljon Friesland en ex-KNIL'ers
Het kamp verandert weer snel van functie, na de NSB'ers neemt het Bataljon Friesland er zijn intrek voor training. En eind oktober nemen ze afscheid, het Bataljon Friesland vertrekt naar Nederlands-Indië/Indonesië waar ze vechten in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog.
Bataljon Friesland, ook wel bekend als het 1ste Bataljon van het 9de Regiment Infanterie (I-9 RI), was een Nederlandse gevechtseenheid die op 16 september 1945 werd opgericht. Het bataljon bestond grotendeels uit Friese oorlogsvrijwilligers afkomstig uit Friese verzetsgroepen. Na training in Engeland en een taalcursus Maleis te hebben ontvangen, reisde het Bataljon Friesland in december 1945 per schip de Johan van Oldenbarneveldt naar Indonesië. De gevechtseenheid was actief op Midden-Java rondom Bandung tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. In juli 1948 ging het Bataljon Friesland met het schip de Zuiderkruis terug naar Nederland.
Meer over Bataljon Friesland


Woonoord
De laatste groep bewoners is ook afkomstig uit de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Vanaf 1951 worden ex-KNIL-militairen en hun gezinnen gehuisvest in Ybenheer. Het idee is aanvankelijk dat dit tijdelijk zal zijn, hooguit zes maanden totdat ze kunnen terugkeren naar de Molukken. Maar uiteindelijk bewonen zij het kamp het langste, het Molukse woonoord Ybenheer bestaat tot 1966.





Verkoop en sloop
De lege barakken worden in 1968 te koop aangeboden, Het Nieuwsblad van het Noorden kondigt de bezichtiging aan. Hiermee verdwijnen de meeste sporen van Ybenheer. In de jaren 70 wordt het gebied eigendom van Vereniging Natuurmonumenten. Tegenwoordig is er een monument en een wandelroute die herinneren aan het kamp.

