Met de aankomst van een deportatietrein in Auschwitz, begint het werk van de Sonderkommando's. Ze moeten de slachtoffers begeleiden naar de gaskamer, ze gerust stellen en hun bezittingen verzamelen. Wanneer de slachtoffers vergast zijn, verplaatsen de leden van de Sonderkommando's de lijken uit de gaskamer en brengen ze naar de verbrandingskuilen of crematoria. Voor dit loodzware werk worden Joodse mannen geselecteerd op het perron, waaronder honderd tot honderdvijftig Nederlanders. Ze worden gedwongen onderdeel van de nazi-moordmachine in Auschwitz-Birkenau.
Josef en Maurice
Josef van Rijk vecht tijdens de meidagen van 1940 met reserve-compagnie De Jagers in Den Haag tegen de Duitsers. In deze dagen schiet Josef een Duitse parachutist dood. Maurice Schellekes is kleermaker en krijg weinig mee van de Duitse inval. Maar beide Joodse mannen krijgen al snel te maken met de Jodenvervolging in bezet Nederland. Josef wordt ontslagen bij de De Bijenkorf in Den Haag en Maurice zit vanaf 31 maart 1942 in het Joodse werkkamp Kremboong. Ze voelen de dreiging tot deportatie toenemen en nemen een besluit.
Op de vlucht
Josef probeert te vluchten naar Zwitserland, maar wordt bij een controle op Amsterdam Centraal Station gearresteerd. Hij zit gevangen in de gevangenis aan de Amstelveenseweg en wordt al snel overgebracht naar Kamp Westerbork. Ook Maurice vlucht na geruchten dat Kremboong ontruimd gaat worden. Hij duikt onder in Amsterdam. Op 6 augustus 1942 gaat Maurice naar buiten om scheermesjes te halen en wordt gearresteerd. Ook hij komt in Kamp Westerbork terecht.
Deportatie
Josef en Maurice zitten beide heel kort in Kamp Westerbork. Omdat ze zijn gearresteerd na een vluchtpoging en onderduik, zijn de mannen 'strafgevallen'. Ze worden op 10 augustus 1942 gedeporteerd van Kamp Westerbork naar Auschwitz. De volgende dag komen ze aan in het vernietigingskamp en worden geselecteerd om te werken in het Sonderkommando. Maurice werkt bij de massagraven in het open-Sonderkommando van Bunker II. Josef begraaft de lijken nadat ze vanuit Bunker II via een smalspoor met een kleine wagon naar de massagraven zijn gebracht.
Ontsnapping
Het werk in het Sonderkommando is fysiek ontzettend zwaar. In de brandende augustuszon krijgen de mannen amper drinken. De SS'ers en Kapo's die hun bewaken mishandelen de mannen voortdurend. Maar dan is er ineens een uitweg. Alle Hollanders worden opgeroepen aan te treden. De mannen van het Sonderkommando mogen helemaal niet weg, toch besluiten Josef en Maurice hun kans te grijpen. Dit redt hun leven. De groep van 1200 Nederlanders moet zich uitkleden en wordt gekeurd. De gezonde mannen, inclusief Josef en Maurice, krijgen schone kampkleren, verlaten Birkenau en lopen naar Auschwitz. De andere Nederlanders worden vergast. Josef en Maurice komen terecht in het Kanada-Kommando.
Een nieuwe lichting
Eind 1943 komt een nieuwe groep Nederlanders in het Sonderkommando terecht. Waaronder de op 21 oktober 1943 aangekomen Samuel Zoute. Hij verkoopt voor de oorlog groente en fruit op de Albert Cuypmarkt. Samen met zijn vrouw Doortje en vier kinderen wordt Samuel op 19 oktober 1943 gedeporteerd van Kamp Westerbork naar Auschwitz. Doortje, Rachel, Abraham en Simon worden direct vergast. Oudste zoon Maurits wordt geselecteerd voor arbeid, totdat ook hij vergast wordt. Samuel vindt tussen de vergaste mensen zijn zoon Maurits en moet hem verbranden.
Op 17 augustus 1943 komen Abraham Beesemer, Joseph Peperwortel, Salomon van Sijs en Louis Elzas aan in Auschwitz. De mannen zitten eerst in het quarantaine blok en komen begin januari 1944 samen in het Sonderkommando terecht. Jacob Beesemer, de broer van Abraham wordt later ook geselecteerd voor het Sonderkommando.
Een wanhopige uitweg
Ook deze Nederlanders zoeken een uitweg uit het Sonderkommando. Het aantal binnenkomende transporten daalt en de Sonderkommando's worden langzaam verkleind. De dreiging van de volledige liquidatie van de Sonderkommando's hangt in de lucht. Op 7 oktober 1944 slaat een gevangene een SS'er neer met een hamer en start de opstand. Verschillende Sonderkommando's komen in opstand. Een van de crematoria wordt opgeblazen en honderden Sonderkommando gevangenen vluchten het kamp uit. Drie SS'ers en zo'n 450 Sonderkommando gevangenen komen om het leven. De broers Abraham en Jacob, Salomon, Joseph en Louis worden vermoord door de SS. Samuel Zoute en Hagenaar Henry Bronkhorst werken bij andere crematoria in andere Sonderkommando's en weten de opstand te overleven.
Dodenmars
Na de opstand zijn Henry Bronkhorst, Samuel Zoute, Maurice Schellekes en Josef van Rijk nog in leven. Wanneer de Russen naderen beginnen de dodenmarsen om het kamp te ontruimen. Als enige weet Henry Bronkhorst zich onder de andere gevangenen te mengen en zo in Auschwitz te blijven tot de bevrijding door de Russen op 27 januari 1945. De rest wordt gedwongen mee te gaan met de dodenmarsen: Samuel, Maurice en Josef verlaten Auschwitz. Samuel komt in Mauthausen terecht, hij komt om het leven op 7 maart 1945. Maurice eindigt in Ebensee, een buitenkamp van Mauthausen, en wordt op 6 mei 1945 bevrijd door de Amerikanen. Josef eindigt in Leitmeritz, een buitenkamp van Flossenbürg en wordt op 9 mei 1945 bevrijd door de Russen.