In 1997 wordt het vliegtuigwrak van de Lockheed Hudson FK790 nabij Kornwerderzand uit het IJsselmeer geborgen. Het toestel is in de nacht van 5 op 6 juli 1944 tijdens een speciale missie neergeschoten. Aan boord zijn behalve de vier bemanningsleden ook vier Nederlands geheim agenten: Jan Bockma, Pleun Verhoef, Pieter Kwint en Johannes Walter. Geen van de acht inzittenden brengen het er levend vanaf, zes van hen worden tijdens de oorlog begraven, twee anderen pas na de oorlog.
Geheim agenten
Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden geheim agenten vanuit vliegtuigen per parachute in Nederland gedropt, de eerste al op 27 augustus 1940. Zij moeten informatie verzamelen en doorzenden naar de Nederlandse inlichtingendienst in Londen. De inlichtingendienst werkt nauw samen met de Britse Special Operations Executive. De Duitse contraspionage weet echter te infiltreren, hetgeen pas in 1943 in Engeland ontdekt wordt. Er wordt een nieuwe geheime dienst onder de naam Bureau Bijzondere Opdrachten opgezet en het droppen van geheim agenten wordt weer vanaf maart 1944 hervat.
Vanaf vliegveld Tempsford in graafschap Bedfordshire opereert No. 138 en No. 161 Special Duties Squadron in het diepste geheim boven bezet Europa. De beide Squadrons zijn uitgerust met aangepaste bommenwerpers die containers met wapens en munitie kunnen afwerpen of waar vanuit geheim agenten per parachute kunnen springen.
Geheim agent 'Hubertus'
Jan Bockma is de zoon van een vooraanstaand Verzetsleider en overtuigd dat hij meer kan doen vanuit Engeland. De Gestapo doet navraag naar Bockma en daarom vertrekt hij hals over kop op 17 mei 1942 via België en Frankrijk naar Spanje. In Marseille wordt hij echter gearresteerd en krijgt de keus teruggestuurd te worden of te dienen bij het Vreemdelingenlegioen. Hij werd bij het Legioen in Noord-Afrika ingezet, maar op 13 januari 1943 afgekeurd. In Algiers kom hij in contact met de Nederlandse consul. Die vraagt hem naar de reden van Bockma’s vertrek uit Nederland: “Weet je wel zeker dat dit verstandig was?” Aangezien de Nederlandse consul weinig voor hem kan betekenen neemt hij contact op met de Noorse consul die hem de gelegenheid biedt om op een Noors schip aan te monsteren. Op 16 mei 1943 arriveert Bockma in Engeland. Na een tijd bij de Royal Navy meldt hij zich aan bij Bureau Bijzondere Opdrachten en wordt opgeleid tot radiotelegrafist voor agent Verhoef. Zijn schuilnaam in het veld wordt ‘Hubertus’, bij de Britse Special Operations Executive is hij bekend onder de codenaam ‘Halma’.
Geheim agent 'Eitjes'
Pleun Verhoef is dienstplichtig militair bij het 6e Regiment Infanterie. Na de capitulatie gaat hij via België en Frankrijk naar Engeland. Daar komt hij in een tentenkamp in Porthcawl terecht en gaat vervolgens via Congleton naar Wrottesley Park waar de Prinses Irenebrigade wordt opgericht. Hij meldt zich aan en wordt parachutist. Na zijn bevordering tot korporaal wordt hij in oktober 1941 getraind in het gebruik van explosieven. Op 2 april verlaat hij de Prinses Irenebrigade en meldt zich aan bij Bureau Bijzondere Opdrachten. Zijn schuilnaam in het veld wordt ‘Eitjes’, bij de Britse Special Operations Executive is hij bekend onder de naam ‘Raquets’.
Geheim agent 'Barend'
Pieter Kwint studeert aan de Universiteit van Amsterdam en weigert de loyaliteitsverklaring aan de Duitsers te ondertekenen. Hij duikt in februari 1943 onder in Zeist en sluit zich aan bij het verzet. Op 8 november 1943 vertrekt hij met valse papieren naar Parijs en van daaruit naar de Spaanse grens. Op 19 december 1943 wordt hij op Spaans grondgebied gearresteerd en wordt in de gevangenis in Figueras opgesloten. Na een paar dagen wordt Kwint door een Nederlandse ambtenaar bezocht die bezig is hem vrij te krijgen. Op 29 december wordt hij met veel anderen geboeid per trein naar Barcelona en Reus gebracht om vervolgens op Oudejaarsdag opnieuw in de gevangenis te belanden. Van daar uit worden ze naar Saragossa gebracht en weer opgesloten. Op 3 januari 1944 wordt hij in kamp Miranda de Ebro geïnterneerd. De vrijlating komt sneller dan verwacht en op 19 januari reist hij af naar Madrid waar hij zich op het Nederlandse consulaat meldt. Met een grote groep van zo’n 100 mensen wordt hij naar Portugal gebracht en op het schip Ondura gezet, dat op 16 maart aankomt in Liverpool. Na de gebruikelijke ondervraging op de Patriotic School en vanwege zijn achtergrond in het verzet wordt hij gevraagd zich aan te melden bij Bureau Bijzondere Opdrachten. Tijdens zijn verhoor op 17 april 1944 wordt genoteerd: “Maakt een prettige, eerlijke indruk en is politiek betrouwbaar.” Zijn schuilnaam in het veld wordt ‘Barend’, bij de Britse Special Operations Executive is hij bekend onder de naam ‘Fives’.
Geheim agent 'Albertus'
Johannes Walter dient in de Koninklijke Marine in het zeegebied bij Indonesië. Op 1 januari 1942 verlaat hij de marine en arriveert op 3 mei in Engeland. Daar volgt hij in Blackpool bij de Royal Air Force een opleiding tot radiotelegrafist. Ergens rond juni 1943 wordt hij benaderd door Bureau Bijzondere Opdrachten, om daar als radiotelegrafist te werken. Zijn schuilnaam in het veld wordt ‘Albertus’, bij de Britse Special Operations Executive is hij bekend onder de naam ‘Bowles’. Hij trouwt met de Engelse Margaret die in verwachting is toen Walter op missie naar Nederland gaat.
De droppingsvlucht
De vier geheim agenten zullen in de nacht van 5 op 6 juli 1944 per parachute vanaf lage hoogte gedropt worden op de Appelse Heide bij Voorthuizen. Nadat ze de parachutes hebben begraven moet contact gelegd worden bij Boerderij van der Zalm. Het wachtwoord is. “Ik kom voor de volkstelling van 1945.” Bockma en Verhoef hebben tot taak contact te zoeken met de Raad van Verzet. Kwint en Walter zullen saboteurs trainen en de zogenaamde ontvangstcomités van droppingen organiseren. Even voor middennacht vertrekt de tweemotorige Hudson met serienummer FK790 vanaf basis Tempsford.
John W. Menzies
In de cockpit zit de 28-jarige Flight Lieutenant John W. Menzies achter het stuurwiel. Hij is van beroep belastinginspecteur. John meldt zich aan bij het Britse leger en volgt een cadettenopleiding en wordt in de rang van 2nd Lieutenant bij het 2e Battalion van het North Staffordshire Regiment ingedeeld. Hij wil echter vliegen en meldt zich aan bij de Royal Air Force. Na een periode bij No. 101 Squadron als piloot op Wellingtons gevlogen te hebben wordt hij op 15 maart 1944 naar No. 161 (Special Duties) Squadron overgeplaatst.
Kenneth R. Bunney
In de neus verzorgt de 30-jarige Flying Officer Kenneth R. Bunney de navigatie. Hij werkt bij een verzekeringsmaatschappij waar hij zijn toekomstige vrouw leert kennen. Hij meldt zich aan bij de Royal Air Force en vloog een periode bij No. 149 Squadron als navigator op Stirlings. Op 15 maart 1944 werd hij naar No. 161 (Special Duties) Squadron overgeplaatst. Zijn broer Don herinnert zich nog: “Net voor 5 juli was hij met verlof thuis. Bij zijn vertrek zwaaide hij nog gedag aan het eind van het tuinpad, iets wat hij nooit eerder had gedaan. Ik voelde dat dit de laatste keer was dat ik hem zou zien.”
Dennis J. Withers
Vlak achter de cockpit zit de 22-jarige Sergeant Dennis J. Withers achter de radiosets. Tegelijk met Sergeant Eliot is hij bij No. 161 Squadron gekomen. Hij is net drie weken geleden getrouwd met Joan. Toen ze op 6 juni 1944 naar de pastorie liepen om in ondertrouw te gaan merkte hij op: “Je had bijna geen echtgenoot gehad. Verleden nacht landden we met een beschadigde staart en een kapotte vleugel. Een pluim voor de vaardigheden van de piloot.”
Eric M. Eliot
Het vierde bemanningslid is Sergeant Eric M. Eliot. Hij bemant in de rugkoepel de dubbele mitrailleurs. In de laat jaren ’30 werkte hij op de technische school van de Royal Air Force in Karachi. Hij had een grote interesse in de Europese politiek en volgde de ontwikkelingen in Duitsland op de voet. In de jaren na het uitbreken van de oorlog heeft hij een steeds sterker gevoel dat hij niet genoeg bijdraagt aan de oorlog. In 1942 vraagt hij overplaatsing aan naar Engeland en meldt zich aan voor vliegend personeel, waarna hij een opleiding tot boordschutter volgt. Tegelijk met Sergeant Withers is hij bij No. 161 Squadron gekomen.
Geen schijn van kans
Vanaf begin mei 1944 hebben de vier bemanningsleden samen 9 eerdere speciale vluchten uitgevoerd boven Frankrijk en Nederland. Ze verlaten de Engelse kust bij Aldenburg en vliegen laag over de Noordzee om zo laat mogelijk opgemerkt te worden door de Duitse radar. In het maanlicht is de grote zandplaat van de Vliehors op Vlieland duidelijk zichtbaar. Vanaf dat punt draait de Hudson naar het zuidoosten richting de Afsluitdijk dat het volgende herkenningspunt zal zijn. Radarstelling ‘Tiger’ op Terschelling heeft echter de laagvliegende Hudson opgemerkt. Een Messerschmitt Bf 110 nachtjager van de 7e Staffel van Nachtjagdgeschwader 1 start vanaf vliegveld Leeuwarden en zet de achtervolging in. Feldwebel Heinrich Lahmann krijgt op 80 meter hoogte de Hudson in het vizier en schiet de Hudson in brand. Deze stort om 01.21 uur in het IJsselmeer op een paar honderd meter van de Afsluitdijk. De inzittenden hebben geen schijn van kans en in dezelfde maand worden zes van de acht inzittenden gevonden.
Aangespoeld en opgevist
Van de vierkoppige Hudson bemanning spoelen drie man aan. Rugkoepelschutter Eliot bij Gaast op 12 juli 1944, Radiotelegrafist Withers bij Kornwerderzand op 15 juli 1944 en navigator Bunney bij Makkum op 26 juli 1944. De omgekomen bemanningsleden worden op het protestantse kerkhof in Makkum begraven. Op 14 en 15 juli worden de lichamen van Johannes Walter en Peter Kwint in het IJsselmeer door vissers aangetroffen en in Makkum aan land gebracht. Een Duitse dokter die de lijkschouwing doet veronderstelt dat het bemanningsleden in training zijn, omdat op de vliegoveralls geen emblemen of rangonderscheidingstekens te vinden zijn.
25.000 gulden
Het lichaam Jan Bockma wordt op 24 juli gevonden. Hij zit aan het wrak vast met een parachutelijn. Door de Duitse arts wordt op zijn lichaam een riem met contact geld aangetroffen en papieren waaruit blijkt dat hij een geheim agent is. Dan worden bij de eerder aan land gebrachte lichamen van Walter en Kwint identieke riemen met geld aangetroffen. Walter blijkt 25.000 gulden bij zich te dragen. Ook wordt bij hem een dicht gesoldeerd merkwaardig blikje aangetroffen. Deze blijkt het zendkristal en de radiocodes te bevatten. In de maanden erna ontvangt Special Operations Executive in Engeland radioberichten. De Duitse Abwehr probeert opnieuw weer te infiltreren, maar doordat speciaal afgesproken codes ontbreken is het in Engeland snel duidelijk dat er materiaal in Duitse handen was gevallen.
Berging wrak Hudson
In november 1945 wordt een deel van de Hudson geborgen met daarin het lichaam van Pleun Verhoef. Dat betekent dat van de bemanning alleen de piloot niet was gevonden en op dat moment officieel als vermist te boek staat. Op 5 juli 1997 wordt op aanwijzing van een familielid van de visser die Jan Bockma bij het wrak had aangetroffen de crash locatie van de Hudson gevonden. Aangezien deze dicht bij de vaarroutes ligt wordt besloten het wrak te bergen. Daarbij worden de menselijke resten van de tot op dat moment vermiste piloot Menzies aangetroffen. Na te zijn geïdentificeerd wordt hij in oktober 1998 net zoals de andere drie omgekomen bemanningsleden in Makkum begraven.
De meest herkenbare restanten van het wrak van de Hudson zijn bewaard gebleven. De staartsectie met daarop nog vaag leesbaar het serienummer FK790 staat als gedenkteken bij het Kazemattenmuseum op het Kornwerderzand. Eén van de propellers fungeert als monument in Exmorra.
Over de auteur
Bronvermelding
- Body, R.B., Taking the Wings of the Morning (Londen, 2003)
- The National Archives,Londen, AIR27/1068 Operations Record Book No. 161 Squadron, 1942-1945