De Buitenpolders van Nisse, 1717-1959
Inleiding Het waterschap De buitenpolders-van-Nisse, groot 361.98.29 ha met 345.44.78 ha belastbare oppervlakte omvat enerzijds de Kruiningen-, Ronde- en Lange Nieuwlandpolder, aangewonnen in de oudtijds tussen het eiland Borssele en Zuid-Beveland stromende Zwake, anderzijds de Noorden Zuid-Daniëlpolder, de Prooiepolder en de Zuidzak-met-Schouwersweel, aangewonnen in de oudtijds tussen het eiland Heinkenszand en Zuid-Beveland stromende arm van de Schenge Prov. almanak voor Zeeland, 1958, p. 544; kaart van "Zeeland enz. omstreeks 1200" in A.A. Beekman: De strijd om het bestaan (1887). . De meeste van deze poldertjes werden in de 14e eeuw bedijkt, de Zuidzak-met-Schouwersweel in 1400, de Kruiningenpolder echter veel later in 1510 A.W. Vlam; Historisch-morfologisch onderzoek van enige Zeeuwse eilanden (1942), p. 98 ev benevens kaart 1. . De bedijking van laatstgenoemde polder door de heer van Kruiningen, als ambachtsheer van Nisse, was het laatste stadium in de bedijking van de Zwake, welke ná 1445, in welk jaar Philips van Bourgondië bevel gaf een dam te slaan tussen 's-Gravenpolder en de Nieuwe Hoondertpolder, successievelijk zijn beslag genomen had M. van Empel en H Pieters: Zeeland door de eeuwen heen, deel I (1935), p. 213. Waar oudtijds de Zwake en de Schenge tezamen vloeiden, lag binnen de watering bewesten Yerseke het oude Nisse ambacht, kortweg Oud-Nisse of Oud-Nissepolder geheten, welke aanvankelijk binnen dit waterschap een relatief zelfstandige positie innam. Wij komen hierop nog terug De ambachtsgrenzen van Nisse strekten zich nog een eind over de schorren uit, zelfs aan gene zijde van de stroomgeul van de Zwake, die zich bij de voortgaande bedijking in noordelijke richting verlegd had. Zodoende kon het gebeuren dat aan de overzijde van de Zwake, tegen Baarlands-en Ovezandsambacht aan, een deel van het Nisse-ambacht werd aangewonnen, hetwelk eerst door de bedijking van de Kruiningenpolder met het oude Nisse-ambacht werd verbonden Zie inleiding tot mijn Inventaris van het archief van het waterschap Nisse-Stelle (1963). . Zo ontstonden drie waterstaatkundige eenheden: in de eerste plaats het oude Nisse-ambacht of Oud-Nissepolder, vervolgens de hier tegenaan gewonnen polders, g rotendeels behorende tot het ambacht Nisse en voor een klein gedeelte tot de ambachten Sinoutskerke, Baarsdorp en Baarland, verenigd in het waterschap De buitenpolders-van-Nisse, oudtijds naar de voornaamste polder ook "Kruiningenpolder c.a. genoemd Zie inv. nrs. 78-81, 116-119. , tenslotte de vóór de definitieve indijking van de Zwake tegen baarland en Ovezand aangewonnen polders en poldergedeelten behorende tot het ambacht Nisse, verenigd in het waterschap Nisse-Stelle. De bijzondere status van Oud-Nisse binnen De breede watering omvatte oorspronkelijk twee aspecten In de eerste plaats had het zijn eigen waterlozing, maar door de bedijkingen van de buitenpolders moest Nisse naar een suatiemogelijkheid in noordwaartse richting zoeken, Het wilde zijn vrijheden zo maar niet prijsgeven en daarom werd in 1511 de suatie-overeenkomst zó gesloten, dat Nisse door een aparte besloten watergang" afwaterde en niet door die van de andere parochies Archief van het waterschap De breede watering bew. Yerseke (hierna volgend aangeduid als: arch. B.W. B.Y)voorlopige opgave de Brakke nr. 1380: vidimus d.a 1520 van een suatiecontract uit 1511 tussen de parochie van Nisse enerzijds en de watering bewesten Yerseke anderzijds, 1543 (afschrift). Onderhoud en aanleg van die afzonderlijke watergang naar ter Lucht werden door Nisse bekostigd. De watergang nam onderweg geen zijkanaaltjes uit andere parochies in zich op Wel betaalde Nisse aan de gezamenlij ke parochies, die op ter Lucht uitwaterden een bedrag aan suatiegeld voor de doortocht van zijn opperwater overeenkomend met zijn aantal gemeten In de tweede plaats betaalde zij niet mee in de dijklasten van het geheel der watering bewesten Yerseke Voor het hiernavolgend zie: arch B.W.B.Y., voorl. opg. de Brakke nr. 1380: Sententie van prins Willem van Oranje in het proces voor het hof van Holland tussen dijkgraaf en gezworenen van de watering bewesten Yerseke als eisers enerzijds en de ingelanden en ambachtsheren van Oud-Nisse als verweerders anderzijds, 1582. . Nu was de oorspronkelijke situatie zó geweest, dat iedere parochie zijn eigen dijk onderhield Nog in de 15e eeuw is dit algemeen het geval, maar steeds meer klopte men bij elkaar aan voor hulp. In 1530 echter, toen door het verloren gaan van de Oostwatering van Yersekedam tot Hansweert een nieuwe zwaardere dijk (de Zanddijk) gelegd moest worden, werd het oude systeem van dijksonderhoud voorgoed verlaten en de kosten van deze nieuwe dijk omgeslagen over alle parochies met uitzondering van Nisse, dat voor zijn eigen dijk zorgde. Bij Nisse had nl. ter zelfder tijd ook een dijkval plaats gehad en slechts aan de vijfzodendijk tussen Nisse en de overige ambachten was het te danken, dat de Westwatering toen voor een watersnood bespaard bleef. De vijfzodendijk was nl, tevoren op grond van het eerder genoemde suatiecontract van 1511 verhoogd, opdat het winterwater van Nisse ook inderdaad via de Nissewatergang geloosd zou worden en geen overlast zou veroorzaken in de aan Nisse grenzende ambachten, Het herstel van de zeewering was voor Nisse een zware opgave, maar zij zorgde er angstvallig voor geen hulp te vragen In 1532 echter overstroomde De breede watering en nu was het de parochie Nisse, die door de vijfzodendijk werd gevrijwaard. Bij het hiernavolgende dijkherstel hield Nisse zich afzijdig. Zodoende betaalde Nisse niet mee met de andere parochies, nadat in 1530 in de Westwatering een gemeenschappelijk systeem van dijksonderhoud zijn intrede deed, ook niet toen door de bedijking van de Looyvepolder in 1554 de zeedijk van Nisse binnendijk geworden was. In de latere 16e eeuw was de verhouding tussen de parochie Nisse en De breede watering als volgt: Nisse kon er steeds minder onderuit komen om niet mee te betalen in het onderhoud van de zeewering, zij doet dat tenslotte steeds vaker (ná de stormvloed van 1570), maar zogezegd uit gunst en niet als verplichting; wat de suatie betreft, doet Nisse alleen wat overeenkomt met de eerder genoemde overeenkomst van 1511 In de rekening van De breede watering van 1570/71 (arch. B.W.B.Y. voorl. opg. de Brakke nr. 64) vinden wij de volgende post: "Anderen ontfanck die de voorsz penninckmeester gehadt heeft van de naer-bescreven prochiën ende polderen, die al t'saemen haer water lozen ende sueren deur de sluysen en de killen ter Locht ende Bordelop. Eerst: De prochie van der Nissen met mijns heeren vaeveren polder, die hier al t'saemen toe contribueren zijn groot in 't geheele naer overgeven van scout ende scepenen aldaer 1965 gemeten 129 roeden..." In de rekening van De breede water ing van 1571/72 (arch. B.W B.Y. voorl. opg. de Brakke nr 65) eindigt deze post voor het eerst als volgt: "Eerst: De polders van der Nissen met mijns heeren vaeveren polder, die hier t'saemen toe contribueren, zijn t'saemen groot, zonder d'oude prochie, die over dit jaar '71 begonst heeft te gelden t'volle waetergelt gelijck andere prochiën ghelegheinnen der vorsche (= versche d.i gebied binnen een dijkring) voorsz ... ende dat naer overgheven van scout ende scepenen aldaer 766 1/2 gemeten 124 1/2 roeden ". . In 1582 wordt aan de bijzondere positie van Nisse een einde gemaakt, na een langdurig proces voor het Hof van Holland Voor het hiernavolgend zie: arch B.W.B.Y., voorl. opg. de Brakke nr. 1380: Sententie van prins Willem van Oranje in het proces voor het hof van Holland tussen dijkgraaf en gezworenen van de watering bewesten Yerseke als eisers enerzijds en de ingelanden en ambachtsheren van Oud-Nisse als verweerders anderzijds, 1582. . In dit proces stonden - in grote lijnen - de volgende motieven tegenover elkaar. De parochie van Nisse betoogde, dat Oud-Nisse altijd een afzonderlijke dijkage was geweest, enerzijds met beroep op de bestaande toestand, het feit n.l. dat zij zich ná, 1530 als afzonderlijke eenheid tegenover de watering bewesten Yerseke handhaafde, anderzijds door de bewering dat de eerder genoemde vijfzodendijk van Nisse in oorsprong een waterkerende dijk was. Hiertegenover stelde De breede watering, dat de parochie Nisse nooit een afzonderlijke dijkage geweest was en dat enerzijds de parochie Nisse alleen dáárom vrijgesteld was om mee te betalen in de aanleg van de Zanddijk in 1530 en in het herstel van de waterkering van De breede watering in 1532, omdat het in 1530 het herstel van de eigen zeewering tot zijn last had gehad, voor welke zware opgave Nisse toen geen ondersteuning had gevraagd, anderzijds de eerdergenoemde vijfzodendijk van Nisse oorspronkelijk geen waterkerende dijk geweest was, maar later gelegd met de uitsluitende bedoeling om het winterwater van Nisse niet in noordelijke richting naar de andere parochies te doen afvloeien. Ná 1582 is het enige waardoor Nisse zich nog van de andere parochies onderscheidde, dat baljuw en schepenen schouw verrichtten, aanbestedingen deden en in het algemeen op de eigen suatie toezagen, waarvan de kosten bij De breede watering werden aangebracht Een hoofd in de rekening van De breede watering over 1582/83 (arch. B.W.B.Y voorl. opg. de Brakke nr. 76, fol. 29), waarin de overgang naar de nieuwe toestand getypeerd wordt, luidt: "Uuytgeven ende betalinge gedaen van oncosten gevallen over d'oude prochie van der Nisse de annis 1580 en '81 blijckende bij rekeninghe particuliere vanbailluy ende scepenen der voorz. prochie alhier vertoont ende over gelevert&", De hier bedoelde "rekeninghe particuliere" bevindt zich nog in het archief van de gemeente Nisse, het betreft hier een katern met afschriften van drie rekeningen van waterpenningen van de parochie Nisse over de jaren 1579, 1580 en 1581, op 17 januari 1583 gezamenlijk afgehoord door baljuw, schepenen en geërfden van Nisse; zie ook arch. B.W B.Y. voorl. opg. de Brakke nr. 386. proces-verbaal van de vergadering van ingelanden d.d. 2 juni 1837 . Tevens hieven zij op verzoek van dijkgraaf en gezworenen van De breede watering gelijke omslag als in de overige delen van De breede watering, welk verzoek zij niet konden weigeren Elders was zo, dat deze belasting door dijkgraaf en gezworenen op directe wijze geheven werd. Aangezien echter in de geschotsheffing tevens de heffing van de inkomsten voor de dijkgraaf begrepen was door heffing van "één blank per gemet" meer Arch. B.W.B.Y. voorl.opg. de Brakke nrs 112 e.v.: de inleiding op de rekeningen vanaf 1617/18 betekende het feit dat aan de baljuw van Nisse de ge schotsheffing gelaten werd, dat hij als dijkgraaf van Oud-Nisse erkend werd. Al was het onderscheid gering toch bleef Oud-Nisse, op grond van het suatie contract van 1511 als afzonderlijk beheer binnen het kader van De breede watering bestaan. Daar het contract van 1511 de gehele parochie, tevens ambachtsheerlijkheid, Nisse gold, loosden ook de buitenpolders door de Nisse-watergang op de sluis van ter Lucht, in ieder geval vanaf 1565 Arch. B.W.B.Y. voorl.opg. de Brakke nrs. 59 e v: rekeningen 1565/66 ev. . Na afloop van het proces tussen De breede watering en de parochie Nisse, betaalde Oud-Nisse, aangezien dat nu binnen De breede watering geïntegreerd was (zij het met afzonderlijk beheer op 't stuk van suatie), geen. De buitenpolders echter wél een suatiegeld. Baljuw en schepenen van Nisse waren tevens dijkgraaf en gezworenen van alle drie onder Nisse vallende wateringen. De gezworene, welke voor Oud-Nisse optrad, was echter tevens gezworene van De breede watering. Ook nog in de eerste helft van de 19e eeuw had het waterschap De buitenpolders-van-Nisse tezamen met het waterschap Nisse-Stelle en Oud-Nisse éénzelfde dijkgraaf. Deze laatste ontving vanaf 1812, voor zover het Oud-Nisse betrof, zijn tractement van De breede watering Arch. B.W.B.Y. voorl.opg. de Brakke nr. 311: rekening 1816/17; hierin wordt ook het tractement van de dijkgraaf van Oud-Nisse over 1812/13-1815/16 verantwoord. . Immers volgens het polderreglement van 1811 verkregen de dijkgraven hun inkomsten niet d.m.v. een verhoging van het ge schot, maar moesten ook voor hen tractementen worden vastgesteld en in de rekening hij de uitgaven worden verantwoord. Hoe diep het ambachtsheerlijk gezag in deze streken geworteld was, blijkt uit het feit, dat de waterschapsrekeningen tot 1874 toe nog werden afgehoord ter presentie van de ambachtsheer van Nisse Zie inv.nrs. 116-123 . Bovendien werden tot 1843 de verschillende bestuursleden voor de drie wateringen door de ambachtsheren en -vrouwen van Nisse benoemd en ontslagen Zie inv. nr. 10, akten d.d 31 oktober 1843. . In 1845 werd het gemeenschappelijke bestuur van de drie wateringen onder Nisse er op geattendeerd, dat het onwettig was, aangezien het gekozen was door de ambachtsheer, aan wie ingevolge het K.B. van 29 maart 1822 alleen maar het recht van voordracht toekwam Zie inv. nr. 10, schrijven van de commissaris van het district Goes d.d. 16 september 1845. . Op 26 april 1847 werd het bestuur door de gecombineerde buitengewone vergadering van ingelanden ontslagen en, na het indienen van een voordracht vanwege de ambachtsheer, direct weer herbenoemd Het ontslag van het bestuur werd door Hendrik Lenshoek van Zwake, ontvangergriffier, tevens gemachtigde van de ambachtsheer en wars van nieuwigheden, als volgt weergegeven: "... en dat eene geheele nieuwe directie zal behoren te worden daargesteld, met dat gevolg, dat door den opgenoemden ambachtsheer zal worden genoegen genomen met het ontslag van hem ... als gezworene der opgenoemde wateringen door daartoe bevoegden, voor zoover dit niet aan hem ambachtsheer mogt behooren; terwijl voor zoover dit aan de ambachtsheer nog is behoorende, dit door hem zal worden verleend, met wiens kennis dit bovenstaande in dit proces-verbaal wordt geïnserreerd", zie inv. nr. 5. . Vanaf 1831 begon zich in de hier geschetste situatie van De buitenpolders, in samenhang met de twee andere wateringen onder Nisse, een belangrijke verandering af te tekenen In genoemd jaar werd door het bestuur van De breede watering besloten aan het bestuur van "Oud-Nisse ca" te kennen gegeven, dat de sluis van ter Lucht, welke zich ten gevolge van dichtslibbing en het springen van de aanslagdorpel in een zeer slechte staat bevond, gesloten moest worden en daarom aan Oud-Nisse zou worden toegestaan voorlopig zijn water door de Poel te sueren en de directie er voor moest zorgen dat "de suatie der buitenpolders elders geschiede, als kunnende deze watering zich niet langer belasten met dat water" Arch. B.W.B.Y. voorl. opg. de Brakke nr. 365 p. 16 en 17, bestuursnotulen d.d. 22 april 1831 . In 1838 worden er suatie contracten afgesloten tussen resp. de wateringen Ooster- en Middel-Zwake, de watering De buiten-polders-van-Nisse en De breede watering bewesten Yerseke met Oude-Nisse betreffende een proefneming tot gemeenschappelijke lozing van het opperwater van De buitenpolders-van-Nisse en Oud-Nisse op de zeesluis van de Boonepolder Zie inv. nr 163. . Daar vooral in de Zuidzak en Oud-Nisse de waterlozing veel te wensen overliet, werd deze proefneming in 1846 voor mislukt en onvoldoende gehouden Arch. B.W.B.Y. voorl. opg de Brakke nr 386, proces-verbaal van de vergadering van ingelanden d d 6 november 1846; zie ook inv. nr 65 . In de hiernavolgende naren wordt geen definitieve oplossing gevonden. Eerst in de jaren 1850 en 1851 worden nieuwe suatiecontracten afgesloten. Voor De buitenpolders ontstaat dan de volgende situatie: een gedeelte, n.l. de Rondepolder, de Zuidzak, Schouwersweel, Noord- en Zuid-Daniëls- en Prooiepolder, loost, ook nu nog zijn opperwater over het grondgebied van De breede watering, een ander gedeelte, n.l. de Kruiningen- en Lange Nieuwlandpolder, loost zijn water over het grondgebied van de beide Zwakepolder op de zee sluis van de Boonepolder Zie inv.nrs. 66-67. . Het opperwater van Oud-Nisse werd sinds 1846 tezamen met dat van andere delen van De breede watering geloosd op de sluis van Wemeldinge. Men zou verwachten, dat Oud-Nisse nu geheel in De breede watering zou worden geïntegreerd, daar het motief voor een afzonderlijk beheer niet meer aanwezig was. De commissaris van het district Goes echter, die het bestuur van De breede watering tevoren niet geraadpleegd had, had andere ideeën en spoorde het gemeenschappelijke bestuur van de drie wateringen onder Nisse aan zich voor wat betreft het administratief beheer te verenigen, om een waterschap van een zodanig groot aantal bunders te verkrijgen, dat volgens het vigerende reglement op de administratie der polders één bestuur, bestaande uit één dijkgraaf en twee gezworenen, verkregen zou kunnen worden Zie inv. nr. 10, schrijven van de commissaris van het district Goes d d 16 september 1845 en 26 augustus 1846 met bijbehorende minuten van daarop verzonden antwoorden; archief Nisse-St elle inv. nr. 1, notulen van de vergadering van ingelanden d d. 20 april 1846. . De drie wateringen gaven hieraan gehoor en in de gemeenschappelijke buitengewone vergadering van ingelanden van 26 april 1847 werd genoemd waterschap opgericht onder de benaming van "De buitenpolders van Nisse c.a." Zie inv. nr. 5. . Toen achterna bij schrijven van de fungerende commissaris van het district Goes d.d. 10 september 1847 het bestuur van De breede watering nog eens gehoord werd Arch. B.W.B.Y voorl. opg de Brakke nr. 1396, schrijven van de commissaris van het district Goes d.d 10 september 1847. , liet de reactie niets aan duidelijkheid te wensen over. Een sinds eeuwen sluimerend misnoegen kwam boven: "...daar dezelve toch niet meer of minder betreft, dan de afneming van een gedeelte van een polder om gevoegd te worden bij andere polders, waarvan tot hier geen voorbeeld bestaat...; weieens worden in enkele gevallen, maar dan eene kleine polder bij eikanderen gevoegd en onder één bestuur getracht, maar geene polders worden verbrokkeld of verdeeld; ...dat in die vereniging begrepen is een integrerend gedeelte van onze polder...dat...onafgescheiden van het overige gedeelte, niet anders is dan het westelijk gedeelte van onze watering of polder, en dat wij zouden moeten veronderstellen, dat men in dezen de Hooge Regeering niet genoegzaam moet hebben ingelicht, zoo deze niet heeft gewild, dat wij alvorens daarop zouden worden gehoord. Wel is waar, dat dát gedeelte van De breede watering bedoeld nog tot hiertoe onder een afzonderlijk beheer was, doch even waar is dat dit afzonderlijk beheer steeds botsing en onaangenaamheden heeft teweeg gebracht,... zo vermeenden wij veeleer ons te hebben mogen vleyen, nu toch deze grond niet meer bestaat (bedoeld wordt: de afzonderlijke suatie) en het personeel des bestuurs als uitgestorven is, dat ook dat gedeelte, dat zozeer de hulp van het overige deel der Breede watering behoeft, onder laatstgemeld algemeen beheer kon en zou worden gebracht, waardoor eenheid in administratie, voorkoming van botsingen en bezuinigen in het financiële zou worden bevorderd. Wij kunnen uit de handeling hier, hoezeer dan niet opgegeven, alleen als motief opmaken het behoud van een beweerd regt van de ambachtsheer van Nisse bedoeld wordt: het opmaken van de voordracht voor het bestuur) en hieraan, zo bestaat, willen wij niet te kort doen..." Arch B.W.B.Y. voorl. opg. de Brakke nr, 379, schrijven aan de commissaris van het district Goes dd 25 september 1847. . Bij missive van 2 december 1850 delen Gedeputeerde Staten van Zeeland mee, dat het besluit van de oprichting van het nieuwe waterschap buiten gevolg gelaten zou worden en werd de directie van De breede watering uitgenodigd om op de eerstvolgende vergadering van ingelanden het besluit te bevorderen tot algehele opheffing van het afzonderlijk beheer voor Oud-Nisse Zie inv. nr. 15, schrijven van Gedeputeerde Staten van Zeeland dd. 2 augustus 1850 met bijbehorende minuut van daarop verzonden antwoord; arch. B.W.B.Y. voorl. opg. de Brakke nr. 387, procesverbaal van de vergadering van ingelanden d.d. 2 mei 1851. . In de vergadering van ingelanden van De breede watering van 21 mei 1852 verklaarde G.H Kakebeeke namens de ambachtsheer van Nisse, alsmede namens de tegenwoordige leden der directie van Oud-Nisse, dat de betrekking van de directie van Oud-Nisse als vrijwillig opgeheven zou worden beschouwd met het einde van het dienstjaar 1852 "tot welker tijd dezelve moet worden beschouwd te bestaan als van ouds onder dezelfde regten en voordelen, waarin met algemene stemmen is genoegen genomen, berust en besloten" Arch. B.W.B.Y. voorl. opg. de Brakke nr. 387, proces-verbaal van de vergadering van ingelanden d.d, 21 mei 1852. De nauwe samenhang welke oorspronkelijk tussen de drie wateringen onder Nisse bestond, doet verwachten, dat ook de administratie van elk afzonderlijk wel niet altijd gescheiden gehouden zal zijn. In het archief van het waterschap De buitenpolders-van-Nisse vinden wij in de reeks ingekomen stukken tot 1847 toe, behalve stukken bestemd voor dat waterschap, óók stukken welke medebestemd zijn voor het waterschap Nisse-Stelle en Oud-Nisse Zie inv. nrs. 9-10. . Het eigenlijke archief van Oud-Nisse, dat weinig omvattend is, werd in dit archief teruggevonden en naar dat van De breede watering bewesten Yerseke overgebracht, omdat het afzonderlijk beheer van Oud-Nisse bij opheffing in rechten op dat van genoemd waterschap is overgegaan. De overlopers, zowel die welke aanwezig zijn in dit archief als in dat van De breede watering, zijn vóór 1852 bijna altijd ambachtelijk opgezet en omvatten derhalve alle drie zich onder Nisse bevindende wateringen Zie inv. nrs. 73-74; arch B.W.B.Y. voorl. opg. de Brakke. nrs. 761 a-f; . Verder bevindt zich in dit archief nog een kohier van het dijkgeschot zowel van De buitenpolders als Nisse-Stelle uit 1803 Zi e inv. nr. 78. . Het bestuur werd in het kader van de polderconcentratie op Zuid-Beveland per 1 januari 1959 opgeheven, op welke datum het nieuwe waterschap De brede watering van Zuid-Beveland in werking trad. Toch loopt het archief nog ná 1958 door, doordat het bestuur in de loop van 1959 de lopende zaken afwikkelde
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3117
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer