Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

De Perponcherpolder, 1844-1958

1844 - 1958

Inleiding De polder de Perponcher, groot 196 ha met 179.62.70 ha belastbare oppervlakte (Provinciale almanak voor Zeeland, 1958, p. 545), werd in de jaren 1846/47 achterin de sinds 1809 afgedamde Schengen bewesten de sluitdijken van de Goessche polder en de Wilhelminapolder aangewonnen. Op 19 juni 1846 werden de aldaar liggende schorren door de leden van de familie De Perponcher, als eigenaren van de ambachtsheerlijkheden Sabbinge, Oostkerke en de Leeuwerkepolder, verkocht aan de daags tevoren geconstitueerde gemeenschap van eigenaren bestaande uit Johannes Cornelis Kakebeeke, burgemeester van de gemeente 's-Heer Hendrikskinderen, en vijf andere leden (inv.nrs 8-9). Bij het aangaan der gemeenschap was bepaald, dat het aan te kopen gemeenschappelijk bezit verdeeld zou worden in tien aandelen, dat elk aandeel recht zou geven op één stem, dat de rechthebbenden recht van naasting zouden bezitten en verkoop van een aandeel alleen mogelijk zou zijn, wanneer van dat recht geen gebruik zou worden gemaakt, dat niemand zijn aandeel hypothecair zou mogen verbinden en dat de gemeenschap voor negen jaren zou worden aangegaan (inv.nr 3, nr 3). Nadat de schorren waren verkocht, werd vanwege de verkopers een maaltijd aangeboden. Tijdens deze maaltijd werd op verzoek van een der administrateurs van de goederen der verkopers aan de toekomstige polder de familienaam van deze laatsten "De Perponcher" gegeven (inv.nrs 8-9). Door de verkopers was één jaar tevoren met de Staat een akte van dading aangegaan, waarbij alle rechten welke door de Staat op deze schorren gepretendeerd zouden mogen worden, o.a. het tiendrecht, werden afgekocht (inv.nr 16). Het aan de ambachtsheren-verkopers toekomende tiendrecht werd, inzoverre deze verklaarden daarop geen aanspraak meer te maken, door hen bij de verkoop mee overgedragen. Zij behielden echter de andere ambachtsheerlijke rechten zoals jacht, visserij, het recht van aanwas en het in overleg met de kopers opmaken van nominaties voor dijk- en polderbestuur (inv.nrs 8-9). Van dit laatste recht is door de ambachtsheren-verkopers slechts éénmaal gebruik gemaakt, namelijk in 1847 bij de benoeming van Johannes Cornelis Kakebeeke tot beheerder van de polder; toen echter in 1855 de ontbinding der gemeenschap het optreden van een polderbestuur noodzakelijk maakte was dit niet meer mogelijk daar de ambachtsheerlijke rechten op dit punt in 1849 definitief waren afgeschaft (inv.nrs 8-9, nrs 43 en 50). De kopers van hun kant verkregen de volgende rechten (inv.nrs 8-9). In de eerste plaats het recht van admodiatiepacht gedurende 21 jaren, ingaande op 1 januari na voltooiing der bedijking, van dat deel van de in te dijken schorren, waarvan de eigendom niet verkregen was, maar bij de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke verbleef. Tevoren was namelijk door de ambachtsheren-verkopers een contract in die zin met de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke gesloten (inv.nr 3, nr 31). Verder werden nog door koop verkregen het recht op het vrije halen van schorkloeten op aanvrage, voor zover benodigd voor het onderhoud van de dijk, maar ook enkele verplichtingen, zoals in de eerste plaats de verplichting tot bedijking der schorren en vervolgens het leggen van een dam in één der beide kreken van de Schengen buiten de nieuw te maken dijk om de schuring van het getij in de andere kreek voor de haven van 's-Heer Arendskerke te bewerkstelligen, waarbij kwam dat vergoeding betaald moest worden indien deze schuring schade aan de dijk van Oud 's-Heer Arendskerke zou veroorzaken (inv.nrs 8-9). Aanvankelijk had de gemeenschap van eigenaren niet veel geluk met haar onderneming. De ter eerste beweiding van de pasgewonnen polder aangekochte schapenkudde werd door ziekte tot de helft teruggebracht (inv.nrs 8-9). Maar enige jaren later doen de jaarverslagen de resultaten van een rijk gevariëerde landbouw zien (inv.nrs 10-15). Toen echter de negenjarige termijn, waarvoor de gemeenschap was aangegaan ten einde liep, verklaarden op de vergadering van 31 mei 1854 drie der leden zich voor de beëindiging der gemeenschap (inv.nr 1). De gemeenschap werd toen inderdaad ontbonden en de polder onder de verschillende deelgerechtigden verdeeld. Bij de acte van scheiding werd echter bepaald dat de gemeenschap, welke op 19 juni 1855 afliep, nog gecontinueerd zou worden tot ná het roven van de oogst van dat jaar (inv.nr 3, nr 75). Toch loopt het archief der gemeenschap wegens afwikkeling der lopende zaken nog tot 1857 door, voor de afrekeningen der van de ambachtsheren van 's-Heer Arendskerke in admodiatiepacht bezeten gronden zelfs tot 1868 (inv.nr 29). De gemeenschap der eigenaren behartigde alle zaken de polder betreffende, dus zowel inpoldering en exploitatie van de polder als aanleg van wegen en watergangen, behartiging der suatie en onderhoud van dijken. Voor alle zaken gold immers het gemeenschappelijk belang der gemeenschap. Bij de akte van scheiding tussen de deelgenoten der gemeenschap, d.d. 3 februari 1855 kwam mét de toewijzing der verschillende kavels tevens een scheiding tot stand tussen het particulier en het gemeenschappelijk belang, hetwelk de instelling van een bestuur voor polder- en waterschapsaangelegenheden noodzakelijk maakte. Vandaar dat in deze akte tevens een besluit hiertoe genomen wordt en tevens een opsomming gegeven wordt van al die wegen, watergangen etc. welke ten laste van het in te stellen polderbestuur onderhouden zullen worden (inv.nr 3, nr 75). Deze akte van scheiding tussen de eigenaren van de polder is dus tevens te beschouwen als een eerste polderreglement voor het nieuwe bestuur dat vanaf 21 augustus 1856 in een gedeelte der functies een voortzetting is van het oude. Tot 1955 loosde de polder De Perponcher met de Heeren- en de Oost-Nieuwlandpolder en het waterschap Oud-Wolphaartsdijk zijn opperwater door de sluis in de zeedijk van de binnen laatstgenoemd waterschap liggende Oosterlandpolder en wel aanvankelijk op grond van het uit 1846 daterend contract tussen de erbij betrokken lichamen (inv.nr 3, nr 6), vanaf 1883 echter binnen het verband van het Waterschap voor de uitwatering door de Sluis-aan-den-Oosterlandpolder (inv.nr 99). Doordat tengevolge van de stormvloed van 1 februari 1953 de polders onder Wolphaartsdijk overstroomden was waterlozing in die richting niet meer mogelijk en moest een andere oplossing gezocht worden. Men vond die door waterlozing via de 's-Heer Arendskerkepolder op het gemaal De Piet. Hierbij bleek dat dit de enige snelle en afdoende wijze van lozing was, omdat het laagste punt van de polder gelegen was nabij de dijk die de grens vormde met het Waterschap 's-Heer Arendskerke (inv.nr 39, notulen d.d. 30 juni 1953). Sinds die tijd vond de suatie plaats binnen het verband van het Waterschap voor de uitwatering door de Sluis in de Piet. De verhouding van de polder met het Waterschap 's-Heer Arendskerke werd op dit punt in 1956 nader geregeld (inv.nr 39, notulen d.d. 5 maart 1956 en inv.nr 100). Het bestuur werd in het kader van de polderconcentratie op Zuid-Beveland per 1 januari 1959 opgeheven, op welke datum het nieuwe waterschap De brede watering van Zuid-Beveland in werking trad.

Organisatie
Collectie
  • Archieven Zeeuws Archief
Type
  • Archief
Identificatienummer van Zeeuws Archief
  • 3155
Trefwoorden
  • Verkeer en Waterstaat
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards