Camperlandpolder, 1746-1960

Inleiding De Camperlandpolder had in 1958 een kadastrale grootte van 217.24.09 ha, met een belastbare oppervlakte van 214.30.89 ha. Ten westen van het herdijkte eiland Noord-Beveland was een tot de heerlijkheden Geersdijk en Wissenkerke en Oud- en Nieuw-Campen behorende opwas ontstaan. Op 13 december 1656 verleenden de Staten van Zeeland aan de ambachtsheren van bovengenoemde heerlijkheden het octrooi tot bedijking van de opwas. De polder werd in 1658 bedijkt. Het westelijk deel van de polder is ook bekend onder de naam Oud-Campenpolder, terwijl het oostelijk deel de Nieuw-Wissenkerkepolder genoemd wordt. De grens van de heerlijkheden Wissenkerke en Oud-Campen vormt de scheiding van de twee gedeelten. De polder werd met de in 1652 bedijkte Wissekerkepolder verbonden door een dam in de "Campense Kreke". In 1668 werd deze dam de noordelijke zeedijk van de Geersdijkpolder. De suatie geschiedde van 1658-1699 door de suatiesluis van de polder, Na de bedijking van de Heer Janszpolder werd het oppervlaktewater via deze polder afgevoerd. De polder was bij het in 1879 opgerichte uitwateringwaterschap Heer Jansz c.a. aangesloten. In verband net de polderconcentratie op Noord-Beveland werd de polder opgeheven en opgenomen in het per 1 januari 1959 nieuw gevormde waterschap. Het polderbestuur heeft de lopende zaken in 1959 en 1960 afgewikkeld. Literatuur: Provinciale almanak 1958. De Bruin en Wilderom. Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel I, Noord-Beveland, 1961.