Anna-Frisopolder (calamiteus), 1747-1960

Inleiding De calamiteuze Anna-Frisopolder had in 1958 een kadastrale grootte van 106.16.76 ha met een belastbare oppervlakte van 82.63.14 ha. Op 5 februari 1743 verleenden de Staten van Zeeland het octrooi tot bedijking van ca. 320 gemeten schorren aan de ambachtsheren van Campens-Nieuwland, Geersdijk en Wissenkerke en Orizand. Eerst in 1747 werd de polder bedijkt, nadat de Staten op 2 maart van dat jaar hadden toegestaan de schorren op het gebied van Campens-Nieuwland afzonderlijk te bedijken. De polder is waarschijnlijk genoemd naar prins Willem IV, die in 1747 erfstadhouder werd en zijn echtgenote prinses Anna. Na de bedijking sloten de eigenaren van de polder voor drie jaar een gemeenschap om de polder te bebouwen van 1749-1751. In het eerste jaar werd de hele polder met inbegrip van de zeedijk met koolzaad bezaaid. De suatie geschiedde sedert de bedijking via de Rippolder en de suatiesluis aan de haven te Kamperland. De polder behoorde tot het in 1679 opgerichte waterschap voor de uitwatering van de polders Heer Jansz c.a. De stroomaanval op dit deel van de kust was in het laatste kwart van de vorige eeuw zeer hevig. De kosten van de zeewering werden zo hoog dat men om calamiteusverklaring verzocht. Bij K.B. van 13 juni 1878 werd dit met ingang van 20 juli 1878 verleend. Het volgende jaar werden inlaagdijken gelegd, die ten gevolge van de dijkval van 1 april 1888 waterkerend werden. Hierdoor verloor de polder de grote inlaag ter grootte van ca. 21 ha. Door de inundatie van de Sophiapolder in 1894, werd de zeewering van de polder verlengd. Ook in 1905 werd een inlaagdijk gelegd. In verband met de calamiteusverklaring werd een groot deel van het archief overgedragen aan de waterkering van de calamiteuze Anna Frisopolder, zie hiervoor inv. nr. 19. Met ingang van 1 januari 1959 werd het binnenbeheer van de calamiteuze polder opgeheven en opgenomen in het nieuw gevormde waterschap Noord-Beveland. Het archief loopt nog verder, doordat het bestuur de lopende zaken heeft afgewikkeld. De inventaris is in drie afdelingen verdeeld. Afdeling A wordt gevormd door het archief van de indijkers en de gemeenschap voor de bebouwing van de polder. Afdeling B bevat het archief van de polder tot de calamiteusverklaring in 1878 en afdeling C het binnenbeheer van de calamiteuze polder. Voor het archief van de waterkering van de calamiteuze Anna-Frisopolder, zie de inventaris van het archief van de waterkering van de calamiteuze Onrust-, Jacoba- en Anna-Frisopolder. Literatuur: Provinciale almanak 1958. - De Bruin en Wilderom. Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel I, Noord-Beveland, 1961.