Afwateringschap Heer Janszpolder c.a., 1879-1959
Inleiding Het waterschap Heer Jansz c.a. omvatte de Heer-Jansz-, Camperland-, Campens-Nieuwland-, Rip-, Anna-Friso-, Jacoba- en Onrustpolder. Het waterschap had een kadastrale grootte van 1397 ha, met een belastbare oppervlakte van 1167.25.00 ha. De bovengenoemde polder, op de in 1846 bedijkte Onrustpolder na, de sueerden reeds in de 18 eeuw via de suatiegeul van Kamperland. Op 30 mei 1806 werd tussen de Heer Jansz-, Campens-Nieuwland-, Camperland-, Rip-, Anna-Friso- en de Jacobapolder een overeenkomst gesloten om de versleten spuisluis door een nieuwe te vervangen. In 1845 en 1846 rezen er in verband met de opslibbing van de Ruiterplaat moeilijkheden. Het plan om de uitwatering naar de Soelekerkepolder te verleggen, stuitte op moeilijkheden. Dit was ook het geval met het plan om de uitwatering te wijzigen in verband met de bedijking van de Onrustpolder. De suatie werd verbeterd door op de Ruiterplaat een dam te leggen en de plaat door te graven. De toestand werd nu veel gunstiger, waarschijnlijk mede door het feit dat de stroom zich naar de Boord-Bevelandse oever verlegde, waardoor de suatiegeul korter werd. In 1876 delen de Anna-Friso-, Rip- en Camperlandpolder mee, dat zij met het oog op de. normale toestand besloten hebben niet meer bij te dragen in de buitengewone uitgaven voor de haven en evenals voor 1846 zich hieraan te onttrekken. Deze verwikkelingen vormen waarschijnlijk de aanleiding voor de oprichting van het uitwateringswaterschap. Bij K.B. van 30 augustus 1878 nr. 23 werd het reglement van het waterschap, dat op 1 mei 1879 in werking zou treden, goedgekeurd. Het waterschap onderhield en bestuurde de gemeenschappelijke uitwateringsgeul van de sluis van de Heer Janszpolder tot het Veergat, de spuikom met de spuisluis en spuidammen en alle werken die zijn of zullen worden aangelegd om de geul op diepte te houden. De bestaande verplichtingen van de polders betreffende het recht van doortocht en het onderhoud van de waterleidingen, duikers en heulen bleven bestaan. De Jacoba- en Onrustpolder die beiden een eigen suatiesluis bezaten, doch ook de Kamperlandse geul gebruikten betaalden respectievelijk voor 3/4 en 1/2 van de belastbare oppervlakte. In verband met de concentratie op Noord-Beveland werd het waterschap opgeheven en opgenomen in het per 1 januari 1959 nieuw gevormde waterschap Noord-Beveland. Literatuur: Provinciale almanak 1958. Provinciaal blad 1878. De Bruin en Wilderom, Tussen afsluitdammen en deltadijken. deel 1, Noord-Beveland. 1961.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3217
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer