Onrustpolder, 1840-1959
Inleiding De calamiteuze polder Onrust had in 1958 een kadastrale grootter van 330.07.55 ha, met een belastbare oppervlakte van 309.50.55 ha. Op 25 oktober 1841 verkochten de ambachtsheren van Oud-Campen en Soelekerke de plaat Onrust aan de westzijde van Noord-Beveland. Het gedeelte dat de ambachtsheren zelf zouden bedijken werd tijdens de bedijking verkocht. Bij K.B. van 8 juli 1845 nr. 45 werd de bedijkingsconcessie verleend. De polder werd het volgende jaar bedijkt. In het rapport van de inspectie van de bedijking van 15 april 1846 vermeldde de hoofingenieur Galand dat het werkvolk ca. 1200-1300 man sedert de vorige dag aan het staken was. Ofschoon er geen baldadigheid was, adviseerde de hoofdingenieur een kanonneerboot uit Veere en een detachement troepen van ten minste 80 man naar de overkant te zenden. In verband met de bedijking en bebouwing van de polder richtten de eigenaren een gemeenschap op met ingang van januari 1846. Het dagelijks bestuur kwam in handen van een direkteur en 2 commissarissen. In 1865 werd de gemeenschap opgeheven en worden de eigendommen verdeeld onder de eigenaren. De uitwatering van de polder geschiedde via de suatiesluis aan de Kamperlandse geul. De polder was bij het in 1878 opgerichte waterschap voor de- uitwatering van de polder Heer Jansz c.a. aangesloten. Doordat hij een eigen suatiesluis had, betaalde de Onrustpolder slechts voor de helft van de belastbare oppervlakte. Direkt na de bedijking vermeerderden de buitengronden in het Veergat, doch weldra namen de voorgronden af. Van de 41 vallen die zich in de vooroever tot 1961 voordeden, waren er 36 in de nabijheid van de Veerdam. In 1916 verwachtte men voor de komende jaren dermate hoge kosten van de zeewering dat men calamiteusverklaring verzocht, die bij K.B. van 23 mei 1917 nr. 186 verleend werd. Bij het zelfde K.B. werd de waterkering van de calamiteuze polders Onrust, Jacoba en Anna-Friso opgericht met ingang van 16 juni 1917. Tengevolge van de stormvloed van 1 februari 1953 brak de zeedijk in de noord-west hoek over een lengte van ca. 80 meter door. Mede door spoedig na de doorbraak een noodkade van zakken zand op te werpen, bleef de innundatie tot een gebied van ca. 65 ha beperkt. Na de afvoer van het water via de suatiesluis viel de polder op 4 februari droog. In verband met de concentratie op Noord-Beveland werd het binnenbeheer van de calamiteuze polder opgeheven en opgenomen in het per 1 januari 1959 nieuw gevormde waterschap Noord-Beveland. Het dagelijks bestuur handelde in 1959 de lopende zaken af. De inventaris bevat het archief van de gemeenschap voor de bedijking en bebouwing in Afdeling A en het polderarchief van 1865-1917 in Afdeling B. Afdeling C bevat het binnenbeheer van de calamiteuze polder. Voor het archief van de waterkering van de calamiteuze polders Onrust, Jacoba en Anna-Friso, zie de desbetreffende inventaris. Literatuur: Provinciale almanak 1958. De Bruin en Wilderom. Tussen afsluitdammen en deltadijken, deel I, Noord-Beveland. 1961. Archief Rijkswaterstaat, inv.nr. 383.
- Archieven Zeeuws Archief
- Archief
- 3226
- Verkeer en Waterstaat
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer