Ga direct naar: Hoofdnavigatie
Ga direct naar: Inhoud
Alle bronnen

Nieuwe polder, 1765-1979

1765 - 1979

In het gebied rondom de Zoetermeersche Meer, een op natuurlijke wijze ontstane waterplas die al sinds mensenheugenis ten noordwesten van het dorp Zoetermeer lag, werden al in de vijftiende eeuw diverse kleine polders gesticht om de waterstand te kunnen beheersen. Er werd hier veel turf gewonnen, waardoor het land steeds lager kwam te liggen. Toen de Staten van Holland en West-Friesland op 15 maart 1614 octrooi verleenden aan de ambachtsheer van Zoetermeer en een aantal andere investeerders om de Zoetermeersche Meer droog te maken en deze droogmaking ook werd uitgevoerd, verergerde de wateroverlast door uitmaling van water uit de droogmakerij. De overlast had ook een regionale oorzaak. Doordat de monding van het IJ in de Zuiderzee breder was geworden en daardoor het vloedgetij het water in het IJ hoger kon opstuwen, werd de afwatering van Rijnlands boezem bemoeilijkt. Hierdoor steeg het waterpeil in de boezem en kon nauwelijks nog op de boezem worden afgewaterd. De wateroverlast werkte belemmerend voor de turfwinning. In 1625 namen schouten en ambachtsbewaarders van Zoetermeer en Zegwaard samen met zeventien ingelanden van Stompwijk en Wilsveen (toen nog geen zelfstandig ambacht, maar ressorterend onder Zoeterwoude) het initiatief tot het oprichten van een Generale bepoldering. Door middel van deze bepoldering wilde men een betere waterbeheersing realiseren ten dienste van de turfwinning. Dijkgraaf en hoogheemraden verleenden vergunning, maar er rees van diverse kanten verzet tegen het plan. Er werd oppositie gevoerd tot aan het Hof van Holland toe. Dit verzet vertraagde de oprichting, want pas op 1 mei 1637 deed het Hof een uitspraak in het voordeel van de bepolderaars en kon het plan worden uitgevoerd. Op een kaart die landmeter Jan Pieterszoon Dou in 1626 in opdracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland maakte naar aanleiding van het gerezen verzet tegen de bepoldering, is het gebied weergegeven. * Het ging om ongeveer 2.600 morgen, bestaande uit enkele tientallen kleine poldertjes en onbepolderde landen ten westen, zuiden en oosten van de Zoetermeersche Meerpolder. Binnen de Generale bepoldering ging de turfwinning verder, waardoor het land langzaam veranderde in grote waterplassen. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw begon men langzaam maar zeker de ontstane plassen weer droog te maken, beginnend in 1668 met de Driemanspolder. Op 24 januari 1767 verleenden de Staten van Holland en West-Friesland octrooi aan schouten en ambachtsbewaarders van Zoetermeer, Stompwijk en Wilsveen tot het bedijken en droogmaken van de plassen ten noorden van de Driemanspolder, die in de vorm van een hoefijzer om de Zoetermeersche Meerpolder heen lagen. Het ging om de onder het ambacht Zoetermeer gelegen polders de Leijens, de Vier Bonnen Langeland en de Buitenweg en de onder de ambachten Stompwijk en Wilsveen gelegen Grote polder. De directie van het droogmakingsproject werd gevormd door de schout en vier heemraden van Zoetermeer en de schout en drie heemraden van Stompwijk en Wilsveen. In 1771 kwam de droogmaking gereed. Vier jaar later, op 25 september 1775, sloten beide ambachten een overeenkomst van separatie, waarin werd bepaald dat elk ambacht zijn aandeel in de droogmaking vrij mocht besturen en beheren. De droogmakerij werd dus gesplitst in twee delen, waaruit de Drooggemaakte Grote polder en de Zoetermeersche of Nieuw Drooggemaakte polder ontstonden. De grens tussen beide polders werd gevormd door een scheisloot, die vanaf de Voorwegwatering in een rechte lijn naar de ringvaart van de Zoetermeersche Meerpolder werd gegraven. Aan beide kanten van de sloot werd een kade aangelegd, zodat twee waterstaatkundige eenheden ontstonden met elk een eigen bemaling. De grens van de polder werd vanaf de ringdijk van de Zoetermeersche Meerpolder in het noordoosten gevormd door de Noord-Aase Vliet en vervolgens in zuidoostelijke richting door de Elleboogse watering. Hierop sloot de Leidse Wallenwatering aan, die in een rechte lijn in zuidwestelijke richting liep tot aan het dorp Zoetermeer en de polder afscheidde van de Palensteinsche polder. Vanaf Zoetermeer volgde de grens de Voorwegwatering naar het noordwesten, tot aan de gegraven scheisloot die de polder scheidde van de Drooggemaakte Grote polder. Deze liep in noordoostelijke richting en sloot aan op de ringvaart van de Zoetermeersche Meerpolder. De noordgrens van de polder volgde tot slot deze ringvaart. Met ingang van 15 juni 1965 werd de naam van de polder ingekort tot Nieuwe polder. In de tweede helft van de twintigste eeuw breidde Zoetermeer flink uit. Nieuwe wijken verrezen in zowel de Nieuwe polder als de Driemanspolder. Om de waterhuishouding in deze nieuwe stedelijke bebouwing goed te kunnen beheersen, ontwierp de gemeente Zoetermeer in samenwerking met de Provinciale Waterstaat en de hoogheemraadschappen van Rijnland en Schieland een waterbeheersingsplan. Hierdoor werden beide polders waterstaatkundig gezien een geheel, waardoor bestuurlijke samenvoeging gewenst was. Per 1 januari 1976 werden de Nieuwe polder en de Driemanspolder verenigd tot de Nieuwe Driemanspolder.

Vervaardiger
  • Nieuwe polder
Collectie
  • Hoogheemraadschap van Rijnland
Type
  • Archief
Identificatienummer van Netwerk Oorlogsbronnen
  • Archief 2.4.9.2
Disclaimer over kwetsend taalgebruik

Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer

Ontvang onze nieuwsbrief
De Oorlogsbronnen.nl nieuwsbrief bevat een overzicht van de meest interessante en relevante onderwerpen, artikelen en bronnen van dit moment.
WO2NETMinisterie van volksgezondheid, welzijn en sportVFonds
Contact

Vijzelstraat 32
1017 HL Amsterdam

info@oorlogsbronnen.nlPers en media
Deze website is bekroond met:Deze website is bekroond met 3 DIA awardsDeze website is bekroond met 4 Lovie awards