Sint Eloyengasthuis te Utrecht
St. Eloyengasthuis Het St. Eloyengasthuis werd tussen 1434 en 1450 door het Smedengilde ingericht in een huis aan de zuidzijde van de Boterstraat, waar het zich nu nog bevindt (nr. 26). De exacte stichtingsdatum is niet bekend: al in de zeventiende eeuw was de fundatiebrief zoek. Doel van de oprichting van het gasthuis was het onderdak bieden aan de gildebroeders van het Smedengilde en hun weduwen, wanneer zij daar op hun oude dag behoefte aan hadden. Omdat het gebouw tevens dienst deed als gildehuis van de smeden, bleek het niet steeds mogelijk een scherpe scheiding tussen beide archieven te trekken. In 1603 bracht de testamentaire beschikking van Adriaan Willemszoon van Dashorst een keerpunt in de vorming van het gasthuisarchief door de bepaling, dat er ten eeuwigen dage rekening moest worden gehouden van de ‘Dashorstgoederen’. Dit moet de aanleiding zijn geweest om eigen series en registers aan te leggen; zowel de rekeningen als de resoluties van het gasthuis beginnen in 1603. Uit de periode daarvóór zijn slechts enkele losse stukken bewaard. Na de opheffing van de gilden bleef het gasthuis zijn werk voortzetten. Een van de bepalingen in het testament van Van Dashorst hield in dat er wekelijks een bedeling zou moeten plaatsvinden aan twintig arme gildebroeders van een halve stuiver aan brood en een halve stuiver in geld. Als er geen twintig gildebroeders beschikbaar waren, konden twintig willekeurige behoeftigen worden bedeeld. De bedeling vond zondags plaats voor het altaar van St. Eloy in de Buurkerk.
- Archieven Utrecht
- Archief
- 712-7-3
- Gezondheidszorg
Bij bronnen vindt u soms teksten met termen die we tegenwoordig niet meer zouden gebruiken, omdat ze als kwetsend of uitsluitend worden ervaren.Lees meer